Richtlijn (EU) 2015/2436 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2015 betreffende de aanpassing van het merkenrecht der lidstaten (herschikking) (Voor de EER relevante tekst)

Inhoudsopgave van deze pagina:


1.

Tekst

23.12.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 336/1


RICHTLIJN (EU) 2015/2436 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 16 december 2015

betreffende de aanpassing van het merkenrecht der lidstaten

(herschikking)

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 114, lid 1,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (2),

Overwegende hetgeen volgt:

 

(1)

In Richtlijn 2008/95/EG van het Europees Parlement en de Raad (3) moeten een aantal wijzigingen worden aangebracht. Ter wille van de duidelijkheid van de tekst moet tot herschikking van die richtlijn worden overgegaan.

 

(2)

In Richtlijn 2008/95/EG zijn de centrale bepalingen van materieel merkenrecht geharmoniseerd die ten tijde van de vaststelling ervan werden geacht het meest rechtstreeks van invloed te zijn op de werking van de interne markt doordat zij het vrij verkeer van goederen en het vrij verrichten van diensten in de Unie belemmerden.

 

(3)

De bescherming van merken in de lidstaten bestaat naast de bescherming op het niveau van de Unie in de vorm van merken van de Europese Unie („Uniemerken”) die een eenheid vormen en in de hele Unie geldig zijn, zoals bepaald in Verordening (EG) nr. 207/2009 van de Raad (4). Het naast elkaar bestaan van en het evenwicht tussen merkenstelsels op nationaal en Unieniveau vormt in feite een hoeksteen van het Uniebeleid inzake de bescherming van intellectuele eigendom.

 

(4)

In aansluiting op de mededeling van de Commissie van 16 juli 2008 over een strategie inzake industriële-eigendomsrechten voor Europa heeft de Commissie een diepgaande evaluatie van de algemene werking van het merkenstelsel in Europa als geheel verricht, waarbij het niveau van de Unie en het nationale niveau zijn behandeld, alsmede de onderlinge betrekkingen tussen beide.

 

(5)

In zijn conclusies van 25 mei 2010 over de toekomstige herziening van het merkenstelsel in de Europese Unie heeft de Raad de Commissie gevraagd voorstellen in te dienen voor de herziening van Verordening (EG) nr. 207/2009 en Richtlijn 2008/95/EG. De herziening van de richtlijn moet maatregelen omvatten die deze meer in overeenstemming brengen met Verordening (EG) nr. 207/2009, waardoor op minder gebieden binnen het merkenstelsel in Europa in zijn geheel verschillen zouden bestaan, terwijl de nationale bescherming van merken als een aantrekkelijke optie voor aanvragers behouden blijft. Hierbij moet de complementaire relatie tussen het Uniemerkenstelsel en nationale merkenstelsels worden gewaarborgd.

 

(6)

De Commissie concludeerde in haar mededeling van 24 mei 2011 met als titel „Een eengemaakte markt voor intellectuele-eigendomsrechten” dat om te voldoen aan de toegenomen vraag van belanghebbenden naar steeds snellere, kwaliteitsvollere en eenvoudigere inschrijvingsstelsels die ook consistenter, gebruiksvriendelijker, beter toegankelijk voor het publiek en meer technologisch actueel zijn, het merkenstelsel in de Unie in zijn geheel moet worden gemoderniseerd en aangepast aan het internettijdperk.

 

(7)

Uit raadplegingen en evaluaties ten behoeve van deze richtlijn is gebleken dat er, ondanks de vorige gedeeltelijke harmonisatie van nationale wetgevingen gebieden resteren waar verdere harmonisatie een positief effect op concurrentievermogen en groei zou kunnen hebben.

 

(8)

Om bij te dragen tot de beoogde bevordering en totstandbrenging van een goed functionerende interne markt en de verkrijging en bescherming van merken in de Unie te vereenvoudigen ten bate van de groei en het concurrentievermogen van Europese ondernemingen, in het bijzonder kleine en middelgrote ondernemingen, is het noodzakelijk verder te gaan dan het beperkte toepassingsgebied van de met Richtlijn 2008/95/EG tot stand gebrachte onderlinge aanpassing en deze aanpassing uit te breiden naar andere aspecten van het materiële merkenrecht inzake merken die door middel van inschrijving overeenkomstig Verordening (EG) nr. 207/2009 worden beschermd.

 

(9)

Om de inschrijving van merken in de hele Unie te vereenvoudigen en gemakkelijker te beheren, is het van wezenlijk belang om niet alleen bepalingen van materieel recht onderling aan te passen, maar ook procedurele regels. Daarom moeten de belangrijkste procedurele regels op het gebied van merkinschrijving in de lidstaten en binnen het Uniemerkenstelsel met elkaar in overeenstemming worden gebracht. Wat de procedures op grond van het nationale recht betreft, is het voldoende algemene beginselen vast te stellen en het aan de lidstaten over te laten meer specifieke regels op te stellen.

 

(10)

Het is essentieel om ervoor te zorgen dat ingeschreven merken in alle lidstaten dezelfde wettelijke bescherming genieten. In overeenstemming met de ruimere bescherming die wordt verleend aan Uniemerken die bekend zijn in de Unie, moet ook op nationaal niveau ruimere bescherming worden verleend aan alle ingeschreven merken die in de betrokken lidstaat bekend zijn.

 

(11)

Deze richtlijn mag de lidstaten de bevoegdheid niet ontnemen om door gebruik verkregen merken te blijven beschermen, maar moet deze merken enkel in aanmerking nemen wat betreft hun verhouding tot door inschrijving verkregen rechten.

 

(12)

Het doel van deze aanpassing kan alleen worden bereikt indien de verkrijging en het behoud van het recht op een ingeschreven merk in alle lidstaten in beginsel afhankelijk wordt gesteld van identieke voorwaarden.

 

(13)

Hiertoe moet een niet-limitatieve opsomming van tekens worden vastgesteld die een merk kunnen vormen, mits die tekens de waren of diensten van een onderneming kunnen onderscheiden van die van andere ondernemingen. Om aan de doelstellingen van het inschrijvingsstelsel voor merken te voldoen, te weten het waarborgen van rechtszekerheid en behoorlijk bestuur, is het ook van wezenlijk belang voor te schrijven dat het teken op een duidelijke, nauwkeurige, autonome, gemakkelijk toegankelijke, begrijpbare, duurzame en objectieve wijze kan worden weergegeven. Een teken moet daarom in elke passende vorm weergegeven kunnen worden met algemeen beschikbare technologie, en dus niet noodzakelijk met grafische middelen, zolang de weergave in dat opzicht voldoende garanties biedt.

 

(14)

De gronden voor weigering of nietigverklaring betreffende het merk zelf, waaronder het ontbreken van onderscheidend vermogen, of betreffende conflicten tussen het merk en oudere rechten, moeten voorts limitatief worden opgesomd, ook al zijn zij deels facultatief, zodat de lidstaten deze in hun wetgeving kunnen handhaven of opnemen.

 

(15)

Om ervoor te zorgen dat de beschermingsniveaus die de Uniewetgeving en het nationale recht aan geografische aanduidingen verlenen, in de hele Unie eenvormig en volledig worden toegepast bij het onderzoek van absolute en relatieve weigeringsgronden, moet deze richtlijn voor geografische aanduidingen dezelfde bepalingen bevatten als Verordening (EG) nr. 207/2009. Voorts is het passend ervoor te zorgen dat de absolute weigeringsgronden worden verruimd naar beschermde traditionele aanduidingen voor wijnen en gegarandeerde traditionele specialiteiten.

 

(16)

De door het ingeschreven merk verleende bescherming, waarvan de functie met name is het merk als aanduiding van herkomst te waarborgen, moet absoluut zijn wanneer het merk gelijk is aan het overeenstemmende teken en de waren of diensten dezelfde zijn. De bescherming moet ook gelden wanneer het merk overeenstemt met het teken en de waren of diensten soortgelijk zijn. Het begrip overeenstemming moet in samenhang met het gevaar van verwarring worden uitgelegd. Het gevaar van verwarring, dat van vele factoren afhangt en met name van de bekendheid van het merk op de markt, van de vraag in hoeverre associatie mogelijk is met het gebruikte of ingeschreven teken, van de mate van overeenstemming tussen het merk en het teken en van de aangeduide waren of diensten, moet de grondslag voor de bescherming vormen. De wijze waarop verwarringsgevaar kan worden vastgesteld, en in het bijzonder de bewijslast dienaangaande, moet worden bepaald in het nationaal procesrecht, waaraan deze richtlijn geen afbreuk mag doen.

 

(17)

Ter wille van de rechtszekerheid en met het oog op volledige overeenstemming met het voorrangsbeginsel, op grond waarvan een ingeschreven ouder merk voorrang krijgt op later ingeschreven merken, moet worden bepaald dat de handhaving van aan een merk verbonden rechten geen afbreuk doet aan de rechten die houders vóór de datum van indiening of voorrang van het merk hebben verkregen. Deze benadering is in overeenstemming met artikel 16, lid 1, van de Overeenkomst inzake de handelsaspecten van de intellectuele eigendom van 15 april 1994 („TRIPS-overeenkomst”).

 

(18)

Er moet worden bepaald dat een inbreuk op een merk alleen kan worden vastgesteld indien wordt geconstateerd dat het inbreuk makende merk of teken in het economisch verkeer wordt gebruikt voor het onderscheiden van waren of diensten. Het gebruik van het teken voor andere doeleinden dan het onderscheiden van waren of diensten moet aan de bepalingen van het nationale recht onderworpen zijn.

 

(19)

Het begrip „merkinbreuk” moet ook zien op het gebruik van het teken als handelsnaam of een soortgelijke aanduiding, voor zover dat gebruik plaatsvindt met het oog op het onderscheiden van waren of diensten.

 

(20)

Ter wille van de rechtszekerheid en met het oog op volledige overeenstemming met specifieke Uniewetgeving moet worden bepaald dat de merkhouder een derde moet kunnen verbieden gebruik te maken van een teken in vergelijkende reclame wanneer deze reclame in strijd is met Richtlijn 2006/114/EG van het Europees Parlement en de Raad (5).

 

(21)

Om de merkenbescherming te verbeteren en namaak doeltreffender te bestrijden, en op een wijze die strookt met de internationale verplichtingen van de lidstaten in het kader van de Wereldhandelsorganisatie (WTO), in het bijzonder artikel V van de Wereldovereenkomst voor tarieven en handel (General Agreement on Tariffs and Trade — GATT) over vrijheid van doorvoer, en, wat generieke geneesmiddelen betreft, de door de WTO-ministerconferentie op 14 november 2001 in Doha aangenomen „Verklaring over de TRIPS-overeenkomst en de volksgezondheid”, moet de houder van een merk kunnen verhinderen dat derden in het economische verkeer waren binnenbrengen in de lidstaat waar het merk is ingeschreven zonder dat deze daar in het vrije verkeer worden gebracht, wanneer deze waren uit derde landen afkomstig zijn en zonder toestemming een merk dragen dat gelijk of in wezen gelijk is aan het voor deze waren ingeschreven merk.

 

(22)

Daartoe moet het voor houders van merken mogelijk zijn het binnenbrengen van inbreukmakende waren en de plaatsing ervan in alle douanesituaties, waaronder doorvoer, overlading, opslag in een entrepot, vrije zones, tijdelijke opslag, actieve veredeling of tijdelijke invoer, te verhinderen, zelfs wanneer deze waren niet voor de markt van de betrokken lidstaat zijn bestemd. Bij douanecontroles moeten de douaneautoriteiten, ook op verzoek van de houders van rechten, gebruikmaken van de bevoegdheden en de procedures die zijn vastgesteld bij Verordening (EU) nr. 608/2013 van het Europees Parlement en de Raad (6). In het bijzonder moeten de douaneautoriteiten de nodige controles uitvoeren op basis van risicoanalysecriteria.

 

(23)

Om de noodzaak van doeltreffende handhaving van het merkenrecht te verenigen met het voorkomen van hinder voor de vrije handel in legitieme waren, moet het recht van de houder van het merk vervallen wanneer de aangever of de houder van de waren tijdens de daaropvolgende procedure die wordt ingeleid bij de rechterlijke of andere autoriteit die bevoegd is tot het nemen van een beslissing over de vraag of inbreuk op het ingeschreven merk is gemaakt, het bewijs kan leveren dat de houder van het ingeschreven merk niet gerechtigd is het op de markt brengen van de waren in het land van de eindbestemming te verbieden.

 

(24)

Artikel 28 van Verordening (EU) nr. 608/2013 bepaalt dat een houder van het recht aansprakelijk is voor schade jegens de houder van de waren, onder meer indien achteraf wordt vastgesteld dat de betrokken waren geen inbreuk maken op een intellectuele-eigendomsrecht.

 

(25)

Er moeten passende maatregelen worden genomen om te zorgen voor een vlotte doorvoer van generieke geneesmiddelen. Met betrekking tot internationale generieke benamingen (international non-proprietary names — INN), als wereldwijd erkende generieke namen voor werkzame stoffen in farmaceutische producten, is het essentieel om rekening te houden met de bestaande beperkingen aan de uitwerking van merkenrechten. Bijgevolg mag de houder van een merk niet het recht hebben derden, op basis van gelijkenissen tussen de INN voor de werkzame stof in de geneesmiddelen en het merk, te verhinderen waren op de markt te brengen in een lidstaat waar het merk is ingeschreven, zonder dat deze daar in het vrij verkeer worden gebracht.

 

(26)

Om houders van ingeschreven merken in staat te stellen namaak doeltreffender te bestrijden, moet hun het recht worden verleend het aanbrengen van een inbreukmakend merk en bepaalde daaraan voorafgaande voorbereidende handelingen te verbieden.

 

(27)

De door een merk verleende uitsluitende rechten mogen de houder niet het recht verlenen het gebruik door derden te verbieden van tekens of aanduidingen die op billijke wijze en dus volgens eerlijke gebruiken in nijverheid en handel worden gebruikt. Om voor handelsnamen en merken gelijke voorwaarden te creëren, rekening houdend met het feit dat aan handelsnamen geregeld onbeperkte bescherming tegen jongere merken wordt verleend, moet dat gebruik uitsluitend geacht worden het gebruik van de persoonsnaam van de derde te omvatten. Verder moet ook een dergelijk gebruik van beschrijvende of niet-onderscheidende aanduidingen in het algemeen worden toegestaan. Voorts mag de houder niet gerechtigd zijn het billijke en eerlijke gebruik van het merk te verbieden wanneer dit gebruik bedoeld is ter identificatie of aanduiding van waren of diensten als die van de houder. Gebruik van een merk door derden om de aandacht van de consument te vestigen op de wederverkoop van authentieke waren die oorspronkelijk door of met de toestemming van de houder van het merk in de Unie waren verkocht, moet als billijk worden beschouwd wanneer dit gebruik tevens strookt met de eerlijke gebruiken in nijverheid en handel. Gebruik van een merk door derden met het oog op artistieke expressie moet als billijk worden beschouwd wanneer dit gebruik tevens strookt met de eerlijke gebruiken in nijverheid en handel. Voorts moet deze richtlijn worden toegepast op een wijze die de volledige inachtneming van fundamentele rechten en vrijheden, en in het bijzonder de vrijheid van meningsuiting, waarborgt.

 

(28)

Het beginsel van het vrij verkeer van goederen houdt in dat de houder van een merk niet gerechtigd mag zijn het gebruik daarvan door een derde te verbieden voor waren die in de Unie door hemzelf of met zijn toestemming onder het merk in de handel zijn gebracht, tenzij de houder gegronde redenen kan aanvoeren om zich tegen verdere verhandeling van de waren te verzetten.

 

(29)

Ter wille van de rechtszekerheid en zonder de houder van een ouder merk onredelijk in zijn belangen te schaden, moet worden bepaald dat deze niet langer de nietigverklaring kan eisen noch zich kan verzetten tegen het gebruik van een jonger merk dan het zijne waarvan hij geruime tijd bewust het gebruik heeft gedoogd, tenzij het jongere merk te kwader trouw is aangevraagd.

 

(30)

Ter wille van de rechtszekerheid en ter vrijwaring van legitiem verkregen merkenrechten, is het, zonder afbreuk te doen aan het beginsel dat een jonger merk niet kan worden tegengeworpen aan een ouder merk, passend en noodzakelijk te bepalen dat houders van oudere merken niet gerechtigd mogen zijn een weigering of nietigverklaring van een jonger merk te verkrijgen of zich te verzetten tegen het gebruik van een jonger merk, indien het jongere merk werd verkregen op een tijdstip waarop het oudere merk nietig of vervallen kon worden verklaard, bijvoorbeeld omdat het nog geen onderscheidend vermogen door gebruik had verkregen of indien het oudere merk niet aan het jongere merk niet kon worden tegengeworpen omdat niet aan de noodzakelijke voorwaarden was voldaan, bijvoorbeeld wanneer het oudere merk nog geen bekendheid had verworven.

 

(31)

Merken voldoen alleen aan hun doelstelling dat zij waren of diensten onderscheiden en consumenten in staat stellen gefundeerde keuzes te maken, wanneer zij daadwerkelijk op de markt worden gebruikt. Een gebruiksvoorwaarde is ook noodzakelijk om het totale aantal in de Unie ingeschreven en beschermde merken en bijgevolg het aantal conflicten daartussen te verminderen. Daarom is het van essentieel belang te bepalen dat een ingeschreven merk ook daadwerkelijk dient te worden gebruikt voor de waren of diensten waarvoor het is ingeschreven, of, indien het niet binnen vijf jaar vanaf de datum van voltooiing van de inschrijvingsprocedure daarvoor wordt gebruikt, dat het mogelijk dient te zijn het vervallen te verklaren.

 

(32)

Bijgevolg moet een ingeschreven merk slechts worden beschermd voor zover het daadwerkelijk wordt gebruikt en mag een ingeschreven ouder merk de houder daarvan niet het recht geven oppositie tegen een jonger merk in te stellen of dat merk nietig te laten verklaren wanneer die houder zijn merk niet normaal gebruikt. Voorts moeten lidstaten bepalen dat een merk in een inbreukprocedure niet kan worden ingeroepen indien ten gevolge van een exceptie is vast komen te staan dat het merk vervallen kan worden verklaard of, indien de vordering tegen een jonger recht wordt ingesteld, vervallen had kunnen worden verklaard op het tijdstip waarop het jongere recht is verkregen.

 

(33)

Het is passend te bepalen dat wanneer voor een Uniemerk de anciënniteit is ingeroepen van een nationaal merk of van een merk dat ingeschreven is uit hoofde van een internationale overeenkomst die in een lidstaat van toepassing is, en daarna van het merk dat aan de anciënniteitsvordering ten grondslag ligt, afstand is gedaan of het merk is komen te vervallen, de geldigheid van dat merk nog steeds kan worden aangevochten. Het merk moet alleen kunnen worden aangevochten in situaties waarin het nietig of vervallen had kunnen worden verklaard op het tijdstip waarop het uit het register werd geschrapt.

 

(34)

Ter wille van de samenhang en om de commerciële exploitatie van merken in de Unie te bevorderen, moeten de regels voor merken als vermogensbestanddelen voor zover nodig worden aangepast aan de reeds bestaande regels voor Uniemerken en moet worden voorzien in voorschriften inzake afstand en overdracht, licentieovereenkomsten, zakelijke rechten en gedwongen tenuitvoerlegging.

 

(35)

Collectieve merken zijn een nuttig instrument gebleken voor het promoten van waren of diensten met specifieke gemeenschappelijke kenmerken. Daarom dienen nationale collectieve merken aan hetzelfde soort regels te worden onderworpen als die welke op collectieve Uniemerken van toepassing zijn.

 

(36)

Teneinde de toegang tot merkenbescherming te verbeteren en te vergemakkelijken en de rechtszekerheid en juridische voorspelbaarheid te vergroten, moet de procedure voor de inschrijving van merken in de lidstaten doeltreffend en transparant zijn en soortgelijke regels volgen als die welke op Uniemerken van toepassing zijn.

 

(37)

Ter wille van de rechtszekerheid inzake de omvang van merkenrechten en teneindede toegang tot merkbescherming te vergemakkelijken, moeten de aanduiding en indeling van waren en diensten waarop een aanvraag voor een merk betrekking heeft, in alle lidstaten dezelfde regels volgen en worden aangepast aan de op Uniemerken toepasselijke regels. Teneinde de bevoegde autoriteiten en de marktdeelnemers in staat te stellen de omvang van de gewenste merkbescherming uitsluitend aan de hand van de aanvraag vast te stellen, moet de aanduiding van waren en diensten voldoende duidelijk en nauwkeurig zijn. De gebruikte algemene bewoordingen moeten zo worden uitgelegd dat zij alleen betrekking hebben op waren en diensten die duidelijk onder de letterlijke betekenis van een bewoording vallen. Ter wille van de duidelijkheid en de rechtszekerheid moeten de centrale bureaus voor industriële eigendom van de lidstaten en het Benelux-Bureau voor de Intellectuele Eigendom er in onderlinge samenwerking naar streven een lijst op te stellen waarin hun respectieve administratieve praktijken met betrekking tot de classificatie van waren en diensten worden weergegeven.

 

(38)

Met het oog op een effectieve merkenbescherming moeten de lidstaten een doeltreffende administratieve oppositieprocedure beschikbaar stellen, die ten minste de houder van oudere merkenrechten en eenieder die krachtens het toepasselijke recht gemachtigd is de uit een beschermde oorsprongsbenaming of geografische aanduiding voortvloeiende rechten uit te oefenen, de mogelijkheid biedt zich te verzetten tegen de aanvraag om inschrijving van een merk. Daarnaast moeten de lidstaten, om doeltreffende middelen te verstrekken waarmee merken vervallen of nietig kunnen worden verklaard, voorzien in een administratieve procedure voor vervallen- of nietigverklaring, en dit binnen de langere omzettingstermijn van zeven jaar vanaf de inwerkingtreding van deze richtlijn.

 

(39)

Het is wenselijk dat de centrale bureaus voor industriële eigendom van de lidstaten en het Benelux-Bureau voor de Intellectuele Eigendom onderling en met het Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie samenwerken op alle gebieden met betrekking tot de inschrijving en het beheer van merken, teneinde de convergentie van praktijken en instrumenten te bevorderen, zoals de oprichting en actualisering van gemeenschappelijke of onderling verbonden gegevensbanken en portalen voor raadpleging en recherche. Verder moeten de lidstaten ervoor zorgen dat hun bureaus in het kader van hun activiteiten met elkaar en met het Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie samenwerken op alle andere gebieden die relevant zijn voor de bescherming van merken in de Unie.

 

(40)

Deze richtlijn mag de toepassing van andere rechtsregels van de lidstaten op merken, zoals die betreffende oneerlijke mededinging, burgerlijke aansprakelijkheid of bescherming van de consument, niet uitsluiten.

 

(41)

De lidstaten zijn gebonden door het Verdrag van Parijs tot bescherming van de industriële eigendom („het Verdrag van Parijs”) en de TRIPS-overeenkomst. Deze richtlijn moet volledig stroken met dat verdrag en die overeenkomst. Deze richtlijn mag geen afbreuk doen aan de verplichtingen van de lidstaten die uit dat verdrag en die overeenkomst voortvloeien. In voorkomend geval moet artikel 351, tweede alinea, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie toepassing vinden.

 

(42)

Daar de doelstellingen van deze richtlijn, namelijk een goed functionerende interne markt aanmoedigen en tot stand brengen, en de inschrijving, het beheer en de bescherming van merken in de Unie bevorderen ten bate van groei en concurrentievermogen, niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt, maar vanwege de omvang en de gevolgen ervan, beter door de Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze richtlijn niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.

 

(43)

Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad (7) regelt de verwerking van persoonsgegevens die in de lidstaten plaatsvindt in het kader van deze richtlijn.

 

(44)

De Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming is overeenkomstig artikel 28, lid 2, van Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad (8) geraadpleegd en heeft op 11 juli 2013 advies uitgebracht.

 

(45)

De verplichting tot omzetting van deze richtlijn in nationaal recht moet worden beperkt tot de bepalingen die ten opzichte van de vorige richtlijn materieel zijn gewijzigd. De verplichting tot omzetting van de ongewijzigde bepalingen vloeit voort uit de vorige richtlijn.

 

(46)

Deze richtlijn laat de krachtens richtlijn 2008/95/EG op de lidstaten rustende verplichtingen onverlet met betrekking tot de in deel B van bijlage I bij Richtlijn 2008/95/EG gestelde termijn voor omzetting in nationaal recht van Richtlijn 89/104/EEG van de Raad (9),

HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

HOOFDSTUK 1

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

Toepassing

Deze richtlijn is van toepassing op ieder merk voor waren of diensten dat in een lidstaat het voorwerp is van een inschrijving of een aanvraag om inschrijving als een individueel merk, een garantie- of certificeringsmerk of een collectief merk, dan wel het voorwerp is van een inschrijving of een aanvraag om inschrijving bij het Benelux-Bureau voor de Intellectuele Eigendom of van een internationale inschrijving die rechtsgevolgen heeft in een lidstaat.

Artikel 2

Definities

In deze richtlijn wordt verstaan onder:

HOOFDSTUK 2

MATERIEEL MERKENRECHT

AFDELING 1

Tekens die een merk kunnen vormen

Artikel 3

Tekens die een merk kunnen vormen

Merken kunnen worden gevormd door alle tekens, in het bijzonder woorden, waaronder namen van personen, of tekeningen, letters, cijfers, kleuren, vormen van waren of verpakkingen van waren, of geluiden, mits deze:

 

a)

de waren of diensten van een onderneming kunnen onderscheiden van die van andere ondernemingen, en

 

b)

in het register kunnen worden weergegeven op een wijze die de bevoegde autoriteiten en het publiek in staat stelt het voorwerp van de aan de houder ervan verleende bescherming duidelijk en nauwkeurig vast te stellen.

AFDELING 2

Gronden voor weigering of nietigheid

Artikel 4

Absolute gronden voor weigering of nietigheid

 

a)

tekens die geen merk kunnen vormen;

 

b)

merken die elk onderscheidend vermogen missen;

 

c)

merken die uitsluitend bestaan uit tekens of benamingen die in de handel kunnen dienen tot aanduiding van soort, hoedanigheid, hoeveelheid, bestemming, waarde, plaats van herkomst of tijdstip van vervaardiging van de waren of van verrichting van de dienst of andere kenmerken van de waren of diensten;

 

d)

merken die uitsluitend bestaan uit tekens of benamingen die in het normale taalgebruik of in het bonafide en gevestigd handelsverkeer gebruikelijk zijn geworden;

 

e)

tekens die uitsluitend bestaan uit:

 

i)

de vorm die, of een ander kenmerk dat, door de aard van de waren wordt bepaald;

 

ii)

de vorm van de waren die, of een ander kenmerk van de waren dat, noodzakelijk is om een technische uitkomst te verkrijgen;

 

iii)

de vorm die, of een ander kenmerk dat, een wezenlijke waarde aan de waren geeft;

 

f)

merken die in strijd zijn met de openbare orde of de goede zeden;

 

g)

merken die tot misleiding van het publiek kunnen leiden, bijvoorbeeld ten aanzien van aard, hoedanigheid of plaats van herkomst van de waren of diensten;

 

h)

merken die bij gebreke van goedkeuring van de bevoegde autoriteiten, krachtens artikel 6 ter van het Verdrag van Parijs geweigerd of nietig verklaard moeten worden;

 

i)

merken die van inschrijving zijn uitgesloten op grond van Uniewetgeving of het nationale recht van de betrokken lidstaat, of op grond van internationale overeenkomsten waarbij de Unie of de betrokken lidstaat partij is en die in bescherming van oorsprongsbenamingen en geografische aanduidingen voorzien;

 

j)

merken die van inschrijving zijn uitgesloten ingevolge Uniewetgeving of internationale overeenkomsten waarbij de Unie partij is en die in bescherming van traditionele aanduidingen voor wijn voorzien;

 

k)

merken die van inschrijving zijn uitgesloten ingevolge Uniewetgeving of internationale overeenkomsten waarbij de Unie partij is en die in bescherming van gegarandeerde traditionele specialiteiten voorzien;

 

l)

merken die bestaan uit of de essentiële onderdelen reproduceren van een oudere plantenrasbenaming die is ingeschreven overeenkomstig Uniewetgeving of het nationale recht van de betrokken lidstaat, of overeenkomstig internationale overeenkomsten waarbij de Unie of de betrokken lidstaat partij is, ter bescherming van kweekproducten, en die betrekking hebben op kweekproducten van hetzelfde of een nauwverwant plantenras.

 

a)

het gebruik van dat merk verboden kan worden op grond van andere dan merkenrechtelijke bepalingen in die lidstaat of in de Unie;

 

b)

het merk een teken met grote symbolische waarde, en met name een religieus symbool, omvat;

 

c)

het merk andere badges, emblemen en wapenschilden van openbaar belang omvat dan bedoeld in artikel 6 ter van het Verdrag van Parijs, tenzij de inschrijving daarvan overeenkomstig het recht van de lidstaat door de bevoegde autoriteiten is toegestaan.

Artikel 5

Relatieve gronden voor weigering of nietigheid

 

a)

het gelijk is aan een ouder merk en de waren of diensten waarvoor het merk is aangevraagd of ingeschreven, dezelfde zijn als de waren of diensten waarvoor het oudere merk is beschermd;

 

b)

het gelijk is aan of overeenstemt met een ouder merk en betrekking heeft op dezelfde of soortgelijke waren of diensten en daardoor bij het publiek gevaar voor verwarring bestaat, ook wanneer die verwarring het gevolg is van associatie met het oudere merk.

 

a)

merken waarvan de depotdatum voorafgaat aan de depotdatum van het merk, waarbij in voorkomend geval rekening wordt gehouden met het ten behoeve van die merken ingeroepen voorrangsrecht, en die behoren tot de volgende categorieën:

 

i)

Uniemerken;

 

ii)

in de betrokken lidstaat of, in het geval van België, Luxemburg en Nederland, bij het Benelux-Bureau voor de Intellectuele Eigendom ingeschreven merken;

 

iii)

merken ingeschreven ingevolge internationale overeenkomsten met werking in de betrokken lidstaat;

 

b)

Uniemerken waarvan overeenkomstig Verordening (EG) nr. 207/2009 op geldige wijze de anciënniteit wordt ingeroepen op grond van een onder a), ii) en iii), bedoeld merk, ook al is van dit merk afstand gedaan of is het merk vervallen;

 

c)

de aanvragen om inschrijving bedoeld onder a) en b), mits deze zullen worden ingeschreven;

 

d)

merken die op de depotdatum van de aanvraag om inschrijving van het merk of, in voorkomend geval, van het ten behoeve van de merkaanvraag ingeroepen voorrangsrecht, in de betrokken lidstaat algemeen bekend zijn in de zin van artikel 6 bis van het Verdrag van Parijs.

 

a)

indien het gelijk is aan of overeenstemt met een ouder merk ongeacht of de waren of diensten waarvoor het is aangevraagd of ingeschreven, gelijk aan, overeenstemmend of niet overeenstemmend zijn met die waarvoor het oudere merk ingeschreven is, wanneer het oudere merk bekend is in de lidstaat ten aanzien waarvan de inschrijving is aangevraagd of waar het merk is ingeschreven, of, in geval van een Uniemerk, in de Unie bekend is en door het gebruik, zonder geldige reden, van het jongere merk ongerechtvaardigd voordeel wordt getrokken uit of afbreuk wordt gedaan aan het onderscheidend vermogen of de reputatie van het oudere merk;

 

b)

indien het door een gemachtigde of de vertegenwoordiger van de houder op eigen naam en zonder toestemming van de houder wordt aangevraagd, tenzij de gemachtigde of vertegenwoordiger zijn handelwijze rechtvaardigt;

 

c)

indien en voor zover ingevolge de Uniewetgeving of het recht van de betrokken lidstaat ter bescherming van oorsprongsbenamingen en geografische aanduidingen:

 

i)

er reeds een aanvraag voor een oorsprongsbenaming of een geografische aanduiding was ingediend overeenkomstig de Uniewetgeving of het recht van de betrokken lidstaat, vóór de datum van de aanvraag om inschrijving van het merk of de datum van het ten behoeve van de aanvraag ingeroepen voorrangsrecht, onder voorbehoud van latere inschrijving;

 

ii)

die oorsprongsbenaming of geografische aanduiding de persoon die krachtens de toepasselijke wetgeving bevoegd is voor de uitoefening van de daaruit voortvloeiende rechten, machtigt om het gebruik van een later merk te verbieden.

 

a)

rechten op een niet ingeschreven merk of een ander in het economische verkeer gebruikt teken verkregen zijn vóór de datum van indiening van de aanvraag om inschrijving van het jongere merk of in voorkomend geval vóór de datum van het ten behoeve van die merkaanvraag ingeroepen voorrangsrecht, en dat niet ingeschreven merk of dat andere teken de houder ervan het recht verleent om het gebruik van een jonger merk te verbieden;

 

b)

het gebruik van het merk kan worden verboden op grond van een ander ouder recht dan de in lid 2 en de in het onderhavige lid, onder a), vermelde rechten, met name van:

 

i)

een recht op een naam;

 

ii)

een recht op een portret;

 

iii)

een auteursrecht;

 

iv)

een recht van industriële eigendom;

 

c)

het merk aanleiding kan geven tot verwarring met een ouder merk dat in het buitenland wordt beschermd, op voorwaarde dat de aanvrager op het tijdstip van de aanvraag te kwader trouw handelde.

Artikel 6

Vaststelling achteraf van nietigheid of vervallenverklaring van een merk

Wanneer de anciënniteit van een nationaal merk of van een merk, dat is ingeschreven ingevolge internationale overeenkomsten met werking in de lidstaat, waarvan de houder afstand heeft gedaan of dat hij heeft laten vervallen, wordt ingeroepen voor een Uniemerk, kan de nietigheid of het verval van het merk dat de basis vormt voor het inroepen van de anciënniteit, achteraf worden vastgesteld, mits dit merk nietig of vervallen had kunnen worden verklaard op het tijdstip waarop de houder daarvan afstand heeft gedaan of het heeft laten vervallen. In dat geval heeft de anciënniteit niet langer uitwerking.

Artikel 7

Gronden voor weigering of nietigverklaring voor slechts een deel van de waren of diensten

Indien een grond voor weigering van inschrijving of nietigverklaring van een merk slechts bestaat voor een deel van de waren of diensten waarvoor dit merk is gedeponeerd of ingeschreven, betreft de weigering van inschrijving of de nietigverklaring alleen die waren of diensten.

Artikel 8

Ontbreken van onderscheidend vermogen of bekendheid van een ouder merk waardoor nietigverklaring van een ingeschreven merk is uitgesloten

Een vordering tot nietigverklaring op basis van een ouder merk moet op de datum van de vordering tot nietigverklaring worden afgewezen indien zij op de datum van indiening of voorrang van het jongere merk niet zou zijn geslaagd om een van de volgende redenen:

 

a)

het oudere merk, dat nietig kan worden verklaard krachtens artikel 4, lid 1, onder b), c) of d), had nog geen onderscheidend vermogen verkregen als bedoeld in artikel 4, lid 4;

 

b)

de vordering tot nietigverklaring is gebaseerd op artikel 5, lid 1, onder b), en het oudere merk had nog niet voldoende onderscheidend vermogen verkregen om de conclusie te staven dat er verwarring kon ontstaan in de zin van artikel 5, lid 1, onder b);

 

c)

de vordering tot nietigverklaring is gebaseerd op artikel 5, lid 3, onder a), en het oudere merk was nog niet voldoende bekend in de zin van artikel 5, lid 3, onder a).

Artikel 9

Voorkoming van nietigverklaring wegens gedogen

AFDELING 3

Verleende rechten en beperkingen

Artikel 10

Rechten verbonden aan het merk

 

a)

gelijk is aan het merk en gebruikt wordt voor dezelfde waren of diensten als die waarvoor het merk is ingeschreven;

 

b)

gelijk is aan of overeenstemt met het merk en gebruikt wordt met betrekking tot gelijke of overeenstemmende waren of diensten als die waarvoor het merk is ingeschreven, indien daardoor bij het publiek gevaar voor verwarring bestaat, ook wanneer die verwarring het gevolg is van associatie met het oudere merk;

 

c)

gelijk is aan of overeenstemt met het merk ongeacht of dat wordt gebruikt voor waren of diensten die gelijk aan, overeenstemmend of niet overeenstemmend zijn met die waarvoor het merk is ingeschreven, wanneer dit merk bekend is in de lidstaat en door het gebruik, zonder geldige reden, van het teken ongerechtvaardigd voordeel getrokken wordt uit of afbreuk wordt gedaan aan het onderscheidend vermogen of de reputatie van het merk.

 

a)

het aanbrengen van het teken op de waren of verpakking;

 

b)

het aanbieden of in de handel brengen, of daartoe in voorraad hebben van waren of het aanbieden of verrichten van diensten onder het teken;

 

c)

het invoeren of uitvoeren van waren onder het teken;

 

d)

het gebruik van het teken als handels- of bedrijfsnaam of als deel van een handels- of bedrijfsnaam;

 

e)

het gebruik van het teken in stukken voor zakelijk gebruik en in advertenties;

 

f)

het gebruik van het teken in vergelijkende reclame op een wijze die in strijd is met Richtlijn 2006/114/EG.

Het recht van de houder van het merk op grond van de eerste alinea vervalt indien door de aangever of de houder van de waren tijdens de procedure om te bepalen of inbreuk is gemaakt op het ingeschreven merk, die is ingesteld overeenkomstig Verordening (EU) nr. 608/2013, het bewijs wordt geleverd dat de houder van het ingeschreven merk niet gerechtigd is om het op de markt brengen van de waren in het land van de eindbestemming te verbieden.

Artikel 11

Het recht om voorbereidende handelingen in verband met het gebruik van een verpakking of andere middelen te verbieden

Wanneer het risico bestaat dat de verpakking, labels, etiketten, beveiligings- of echtheidskenmerken of alle andere middelen waarop het merk is aangebracht, kunnen worden gebruikt met betrekking tot waren of diensten en dit gebruik een inbreuk zou vormen op de rechten van de houder van een merk op grond van artikel 10, leden 2 en 3, heeft de houder van dat merk het recht de volgende handelingen te verbieden indien zij in het economische verkeer worden verricht:

 

a)

het aanbrengen van een teken dat gelijk is aan of overeenstemt met het merk, op een verpakking, labels, etiketten, beveiligings- of echtheidskenmerken of alle andere middelen waarop het merk kan worden aangebracht;

 

b)

het aanbieden, in de handel brengen of daartoe in voorraad hebben, of het invoeren of uitvoeren van verpakkingen, labels, etiketten, beveiligings- of echtheidskenmerken of alle andere middelen waarop het merk is aangebracht.

Artikel 12

Weergave van merken in woordenboeken

Wanneer door de weergave van een merk in een woordenboek, een encyclopedie of een ander naslagwerk in gedrukte of elektronische vorm de indruk wordt gewekt dat het gaat om de soortnaam van de waren of diensten waarvoor het merk is ingeschreven, draagt de uitgever er op verzoek van de houder van het merk zorg voor dat de weergave van het merk onverwijld, en ingeval het een werk in gedrukte vorm betreft, uiterlijk bij de volgende uitgave van het werk, vergezeld gaat van de vermelding dat het een ingeschreven merk betreft.

Artikel 13

Verbod op het gebruik van een merk dat op naam van een gemachtigde of vertegenwoordiger is ingeschreven

 

a)

zich te verzetten tegen het gebruik van het merk door zijn gemachtigde of vertegenwoordiger;

 

b)

de overdracht van de inschrijving te zijnen gunste te vorderen.

Artikel 14

Beperking van de aan het merk verbonden rechtsgevolgen

 

a)

de naam of het adres van die derde, indien het om een natuurlijke persoon gaat;

 

b)

tekens of aanduidingen die geen onderscheidend vermogen hebben of die betrekking hebben op soort, hoedanigheid, hoeveelheid, bestemming, waarde, plaats van herkomst, tijdstip van vervaardiging van de waren of van verrichting van de dienst of andere kenmerken van de waren of diensten;

 

c)

het merk met het oog op de identificatie van of de verwijzing naar waren of diensten als die van de houder van dat merk, in het bijzonder indien het gebruik van dat merk noodzakelijk is om de bestemming van een waar of dienst aan te duiden, met name als accessoire of onderdeel.

Artikel 15

Uitputting van het aan het merk verbonden recht

Artikel 16

Gebruik van het merk

 

a)

het gebruik van het merk in een op onderdelen afwijkende vorm die het onderscheidend vermogen van het merk in de vorm waarin het is ingeschreven, niet wijzigt, ongeacht of het merk in de gebruikte vorm al dan niet ook op naam van de houder is ingeschreven;

 

b)

het aanbrengen van het merk op waren of de verpakking daarvan in de lidstaat, uitsluitend met het oog op uitvoer.

Artikel 17

Niet-gebruik als verweer in een inbreukprocedure

De houder van een merk kan het gebruik van een teken alleen verbieden voor zover de rechten van de houder niet op grond van artikel 19 vervallen kunnen worden verklaard op het tijdstip waarop de vordering wegens inbreuk wordt ingesteld. Indien de verweerder daarom verzoekt, levert de houder van het merk het bewijs dat gedurende de periode van vijf jaar voorafgaand aan de datum waarop de vordering wordt ingesteld, normaal gebruik van het merk is gemaakt als bedoeld in artikel 16, voor de waren of diensten waarvoor het is ingeschreven, en die ter rechtvaardiging van de vordering worden aangehaald, dan wel dat er geldige redenen voor het niet-gebruik bestonden, op voorwaarde dat de procedure van inschrijving van het merk op de datum waarop de vordering wordt ingesteld, reeds ten minste vijf jaar geleden is afgerond.

Artikel 18

Recht van de houder van een later ingeschreven merk om tussen te komen als verweer in een inbreukprocedure

AFDELING 4

Vervallenverklaring van merkenrechten

Artikel 19

Afwezigheid van normaal gebruik als grond voor vervallenverklaring

Artikel 20

Merk dat een generieke of misleidende aanduiding is geworden als grond voor vervallenverklaring

Een merk kan vervallen worden verklaard wanneer het, na de datum waarop het is ingeschreven:

 

a)

door toedoen of nalaten van de merkhouder de in de handel gebruikelijke benaming is geworden van een waar of dienst waarvoor het is ingeschreven;

 

b)

als gevolg van het gebruik dat ervan wordt gemaakt door de merkhouder, of met instemming van de houder, voor de waren of diensten waarvoor het is ingeschreven, het publiek kan misleiden, met name wat betreft de aard, de hoedanigheid of de plaats van herkomst van deze waren of diensten.

Artikel 21

Vervallenverklaring voor slechts een deel van de waren of diensten

Indien een grond voor vervallenverklaring van een merk slechts bestaat voor een deel van de waren of diensten waarvoor dit merk is ingeschreven, betreft de vervallenverklaring alleen die waren of diensten.

AFDELING 5

Het merk als vermogensbestanddeel

Artikel 22

Overgang van ingeschreven merken

Artikel 23

Zakelijke rechten

Artikel 24

Gedwongen tenuitvoerlegging

Artikel 25

Licentie

 

a)

de duur daarvan;

 

b)

de door de inschrijving gedekte vorm waarin het merk mag worden gebruikt;

 

c)

de waren of diensten waarvoor de licentie is verleend;

 

d)

het gebied waarin aanbrenging van het merk is toegestaan; of

 

e)

de kwaliteit van de door de licentiehouder vervaardigde waren of verrichte diensten.

Artikel 26

Aanvragen om een merk als vermogensbestanddeel

De artikelen 22 tot en met 25 zijn van toepassing op aanvragen om merken.

AFDELING 6

Garantie- of certificeringsmerken en collectieve merken

Artikel 27

Definities

Voor de toepassing van deze richtlijn wordt verstaan onder:

Artikel 28

Garantie- of certificeringsmerken

De lidstaten kunnen bepalen dat een garantie- of certificeringsmerk niet mag worden ingeschreven, tenzij de aanvrager bevoegd is om de waren of diensten waarvoor het merk moet worden ingeschreven, te certificeren.

Artikel 29

Collectieve merken

Artikel 30

Reglement inzake gebruik van het collectief merk

Artikel 31

Afwijzing van een aanvraag

Artikel 32

Gebruik van collectieve merken

Aan de vereisten van artikel 16 wordt voldaan wanneer van een collectief merk overeenkomstig dat artikel normaal gebruik wordt gemaakt door iemand die daartoe bevoegd is.

Artikel 33

Wijzigingen van het reglement inzake het gebruik van het collectieve merk

Artikel 34

Personen die bevoegd zijn een vordering wegens inbreuk in te stellen

Artikel 35

Aanvullende gronden voor vervallenverklaring

In aanvulling op de in de artikelen 19 en 20 vermelde gronden worden de rechten van de houder van een collectief merk vervallen verklaard op de volgende gronden:

 

a)

de merkhouder neemt geen redelijke maatregelen om te voorkomen dat het merk wordt gebruikt op een wijze die niet verenigbaar is met de voorwaarden van het reglement, met inbegrip van in het register vermelde wijzigingen daarvan;

 

b)

het publiek kan worden misleid in de zin van artikel 31, lid 2, door de wijze waarop bevoegde personen het merk hebben gebruikt;

 

c)

een wijziging van het reglement is, in strijd met artikel 33, lid 2, in het register vermeld, tenzij de merkhouder door een nieuwe wijziging van het reglement voldoet aan de in dat artikel gestelde eisen.

Artikel 36

Aanvullende gronden voor nietigverklaring

Naast de gronden voor nietigverklaring in artikel 4, in voorkomend geval met uitzondering van artikel 4, lid 1, onder c), betreffende tekens of benamingen die in de handel kunnen dienen tot aanduiding van de plaats van herkomst van de waren of diensten, en in artikel 5, wordt een collectief merk nietig verklaard indien het in strijd met artikel 31 is ingeschreven, tenzij de merkhouder door een wijziging van het reglement voldoet aan de in artikel 31 gestelde eisen.

HOOFDSTUK 3

PROCEDURES

AFDELING 1

Aanvraag en inschrijving

Artikel 37

Vereisten voor de aanvraag

 

a)

een verzoek om inschrijving;

 

b)

gegevens op grond waarvan de aanvrager kan worden geïdentificeerd;

 

c)

een opgave van de waren of diensten waarvoor de aanvraag wordt ingediend;

 

d)

een voorstelling van het merk die voldoet aan de voorschriften van artikel 3, onder b).

Artikel 38

Datum van indiening

Artikel 39

Aanduiding en classificatie van waren en diensten

Artikel 40

Opmerkingen van derden

De in de eerste alinea vermelde personen en groeperingen of entiteiten zijn geen partij in de procedure voor het bureau.

Artikel 41

Afsplitsing van aanvragen en inschrijvingen

De aanvrager of houder kan een aanvraag voor of inschrijving van een nationaal merk in twee of meer afzonderlijke aanvragen of inschrijvingen splitsen door aan het bureau een verklaring toe te zenden en voor elke afgesplitste aanvraag of inschrijving aan te geven welke waren of diensten uit de oorspronkelijke aanvraag of inschrijving door de afgesplitste aanvragen of inschrijvingen moeten worden gedekt.

Artikel 42

Klassetaksen

De lidstaten kunnen bepalen dat bij de aanvraag om inschrijving en bij de vernieuwing van een merk een aanvullende taks moet worden betaald voor elke klasse van waren en diensten buiten de eerste klasse.

AFDELING 2

Procedures voor oppositie en vervallen- en nietigverklaring

Artikel 43

Oppositieprocedure

Artikel 44

Niet-gebruik als verweer in een oppositieprocedure

Artikel 45

Procedure voor vervallen- of nietigverklaring

 

a)

het merk had niet ingeschreven mogen worden omdat het niet voldoet aan de voorschriften van artikel 4;

 

b)

het merk had niet ingeschreven mogen worden vanwege het bestaan van een ouder merk in de zin van artikel 5, leden 1 tot en met 3.

 

a)

in het geval van lid 2 en van lid 3, onder a), iedere natuurlijke of rechtspersoon en iedere groepering of entiteit die is opgericht ter behartiging van de belangen van fabrikanten, producenten, dienstverrichters, handelaren of consumenten, en die overeenkomstig het ter zake geldende recht bevoegd is in eigen naam in rechte op te treden;

 

b)

in het geval van lid 3, onder b), van dit artikel, de houder van een ouder merk als bedoeld in artikel 5, lid 2, en artikel 5, lid 3, onder a), en de persoon die krachtens het toepasselijke recht gemachtigd is de rechten die voortvloeien uit een beschermde oorsprongsbenaming of geografische aanduiding als bedoeld in artikel 5, lid 3, onder c),uit te oefenen.

Artikel 46

Niet-gebruik als verweer in een procedure tot nietigverklaring

Artikel 47

Gevolgen van vervallen- en nietigverklaring

AFDELING 3

Duur en vernieuwing van inschrijving

Artikel 48

Duur van inschrijving

Artikel 49

Vernieuwing

AFDELING 4

Communicatie met het bureau

Artikel 50

Communicatie met het bureau

De partijen in de procedure of, indien aangewezen, hun vertegenwoordigers, geven een officieel adres op voor alle officiële communicatie met het bureau. De lidstaten kunnen eisen dat dit adres zich in de Europese Economische Ruimte bevindt.

HOOFDSTUK 4

ADMINISTRATIEVE SAMENWERKING

Artikel 51

Samenwerking op het gebied van merkeninschrijving en -administratie

Het staat de bureaus vrij om onderling en met het Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie op doeltreffende wijze samen te werken om convergentie van praktijken en instrumenten te bevorderen met betrekking tot het onderzoek en de inschrijving van merken.

Artikel 52

Samenwerking op andere gebieden

Het staat de bureaus vrij om onderling en met het Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie op doeltreffende wijze samen te werken op alle andere gebieden dan die bedoeld in artikel 51 waarop zij activiteiten ontwikkelen die van belang zijn voor de bescherming van merken in de Unie.

HOOFDSTUK 5

SLOTBEPALINGEN

Artikel 53

Gegevensbescherming

Elke verwerking van persoonsgegevens in de lidstaten in het kader van deze richtlijn is onderworpen aan het nationale recht tot uitvoering van Richtlijn 95/46/EG.

Artikel 54

Omzetting

Wanneer de lidstaten die bepalingen vaststellen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking ervan naar deze richtlijn verwezen. In de bepalingen wordt tevens vermeld dat verwijzingen in bestaande wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen naar de bij deze richtlijn ingetrokken richtlijn, gelden als verwijzingen naar de onderhavige richtlijn. De regels voor die verwijzing en de formulering van die vermelding worden vastgesteld door de lidstaten.

Artikel 55

Intrekking

Richtlijn 2008/95/EG wordt ingetrokken met ingang van 15 januari 2019, onverminderd de verplichtingen van de lidstaten met betrekking tot de in bijlage I, deel B, bij Richtlijn 2008/95/EG gestelde termijn voor de omzetting in nationaal recht van Richtlijn 89/104/EEG.

Verwijzingen naar de ingetrokken richtlijn gelden als verwijzingen naar de onderhavige richtlijn en worden gelezen volgens de concordantietabel in de bijlage.

Artikel 56

Inwerkingtreding

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

De artikelen 1, 7, 15, 19, 20, 21 en 54 tot en met 57 zijn van toepassing met ingang van 15 januari 2019.

Artikel 57

Adressaten

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Straatsburg, 16 december 2015.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

Voor de Raad

De voorzitter



BIJLAGE

Concordantietabel

 

Richtlijn 2008/95/EG

De onderhavige richtlijn

Artikel 1

Artikel 1

Artikel 2

Artikel 2

Artikel 3

Artikel 3, lid 1, onder a) t/m h)

Artikel 4, lid 1, onder a) t/m h)

Artikel 4, lid 1, onder i) t/m l)

Artikel 3, lid 2, onder a) t/m c)

Artikel 4, lid 3, onder a) t/m c)

Artikel 3, lid 2, onder d)

Artikel 4, lid 2

Artikel 3, lid 3, eerste zin

Artikel 4, lid 4, eerste zin

Artikel 4, lid 4, tweede zin

Artikel 3, lid 3, tweede zin

Artikel 4, lid 5

Artikel 3, lid 4

Artikel 4, leden 1 en 2

Artikel 5, leden 1 en 2

Artikel 4, lid 3 en lid 4, onder a)

Artikel 5, lid 3, onder a)

Artikel 5, lid 3, onder b)

Artikel 5, lid 3, onder c)

Artikel 4, lid 4, onder b) en c)

Artikel 5, lid 4, onder a) en b)

Artikel 4, lid 4, onder d) t/m f)

Artikel 4, lid 4, onder g)

Artikel 5, lid 4, onder c)

Artikel 4, leden 5 en 6

Artikel 5, leden 5 en 6

Artikel 8

Artikel 5, lid 1, eerste zin

Artikel 10, lid 1

Artikel 5, lid 1, tweede zin, inleidend gedeelte

Artikel 10, lid 2, inleidende gedeelte van de zin

Artikel 5, lid 1, onder a) en b)

Artikel 10, lid 2, onder a) en b)

Artikel 5, lid 2

Artikel 10, lid 2, onder c)

Artikel 5, lid 3, onder a) t/m c)

Artikel 10, lid 3, onder a) t/m c)

Artikel 10, lid 3, onder d)

Artikel 5, lid 3, onder d)

Artikel 10, lid 3, onder e)

Artikel 10, lid 3, onder f)

Artikel 10, lid 4

Artikel 5, leden 4 en 5

Artikel 10, leden 5 en 6

Artikel 11

Artikel 12

Artikel 13

Artikel 6, lid 1, onder a) t/m c)

Artikel 14, lid 1, onder a) t/m c), en lid 2

Artikel 6, lid 2

Artikel 14, lid 3

Artikel 7

Artikel 15

Artikel 8, leden 1 en 2

Artikel 25, leden 1 en 2

Artikel 25, leden 3 t/m 5

Artikel 9

Artikel 9

Artikel 10, lid 1, eerste alinea

Artikel 16, lid 1

Artikel 16, leden 2 t/m 4

Artikel 10, lid 1, tweede alinea

Artikel 16, lid 5

Artikel 10, lid 2

Artikel 16, lid 6

Artikel 10, lid 3

Artikel 11, lid 1

Artikel 46, leden 1 t/m 3

Artikel 11, lid 2

Artikel 44, lid 1

Artikel 11, lid 3

Artikel 17

Artikel 11, lid 4

Artikel 17, Artikel 44, lid 2 en Artikel 46, lid 4

Artikel 18

Artikel 12, lid 1, eerste alinea

Artikel 19, lid 1

Artikel 12, lid 1, tweede alinea

Artikel 19, lid 2

Artikel 12, lid 1, derde alinea

Artikel 19, lid 3

Artikel 12, lid 2

Artikel 20

Artikel 13

Artikel 7 en Artikel 21

Artikel 14

Artikel 6

Artikel 22 t/m 24

Artikel 26

Artikel 27

Artikel 15, lid 1

Artikel 28, leden 1 en 3

Artikel 15, lid 2

Artikel 28, lid 4

Artikel 28, leden 2 en 5

Artikel 29 t/m Artikel 54, lid 1

Artikel 16

Artikel 54, lid 2

Artikel 17

Artikel 55

Artikel 18

Artikel 56

Artikel 19

Artikel 57


 

7.

Uitgebreide versie

Van deze pagina bestaat een uitgebreide versie met de juridische context.

De uitgebreide versie is beschikbaar voor betalende gebruikers van de EU Monitor van PDC Informatie Architectuur.

8.

EU Monitor

Met de EU Monitor volgt u alle Europese dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.

De EU Monitor is ook beschikbaar in het Engels.