Analyse: al zestig jaar vruchteloze pogingen om provinciale indeling te wijzigen

De huidige provinciale indeling bestaat vrijwel onveranderd sinds 1814. De belangrijkste wijzigingen waren de splitsing van Holland in 1840, de vorming na de scheiding van Noord- en Zuid-Nederland van (Nederlands) Limburg in dat jaar, en de instelling op 1 januari 1986 van de provincie Flevoland.

Het enige concrete voorstel voor een andere provinciale indeling kwam er in 1976. Minister De Gaay Fortman van Binnenlandse Zaken diende toen voorstellen in tot reorganisatie van het binnenlands bestuur. Dat was een omvangrijk plan, bestaande uit twee wetsvoorstellen, waarbij de provinciale indeling geheel op de schop zou gaan en taken zouden worden overgeheveld van Rijk naar provincie. Er kwam niets van terecht.

Inhoudsopgave van deze pagina:


1.

Voorgeschiedenis

Over de bestuurlijke inrichting van ons land wordt al lange tijd nagedacht. Dat betrof zowel de taken van decentrale overheden als de gebiedsindeling. In 1955 werd bijvoorbeeld de Commissie bestuursvorm voor grote gemeenten ingesteld en in 1960 onderzocht een Commissie-Klaasesz de instelling van een apart bestuurslichaam voor het Rijnmondgebied. Dit laatste leidde in 1964 tot instelling van het Openbaar Lichaam Rijnmond, dat belangrijke taken in het gebied rond Rotterdam overnam van de provincie Zuid-Holland.

In 1969 presenteerden minister Beernink en staatssecretaris Van Veen de Nota Bestuurlijke Organisatie waarin gewestvorming door samenwerking en samenvoeging van gemeenten als oplossing werd gezien voor bestuurlijke problemen. Als het Rijk taken wilde overdragen aan het lagere bestuur dan moest dat eerst worden versterkt, zo stelden de bewindslieden. Er werd onder andere gedacht aan gewesten rond (grote) steden. Beide bewindslieden kwamen in 1971 met een wetsvoorstel 'Voorschriften met betrekking tot de gewesten', dat een kader moest scheppen voor de gewestvorming.

2.

Provincies-nieuwe-stijl

Minister De Gaay Fortman (kabinet-Den Uyl) verliet het concept van de gewestvorming. Hij liet in 1974 door zijn ministerie en de Rijksplanologische Dienst een Structuurschets voor de bestuurlijke indeling opstellen. Daaruit kwam naar voren dat er 40 tot 55 samenhangende stedelijke verzorgingsgebieden en bestuurlijke samenwerkingsgebieden waren. Nieuwe bestuursorganen in die gebieden moesten taken krijgen op het gebied van wonen, werkgelegenheid, zorg, recreatie, natuur, milieu en verkeer en vervoer.

De Gaay Fortman gebruikte de conclusies uit de Structuurschets als uitgangspunt voor de vorming van provincies-nieuwe-stijl. In totaal kwam hij zo tot 24 (mini)provincies. Noord-Brabant zou bijvoorbeeld verdeeld worden in West-, Midden-Brabant en Kempenland. In Noord-Holland zouden nieuw worden gevormd: Amstelland, Kennemerland en Gooi- en Eemland, en in Zuid-Holland Rijnmond, Haaglanden en Midden-Holland.

De Gaay Fortman legde die nieuwe indeling vast in een ontwerp-Wet tot wijziging van de provinciale indeling, dat hij op 28 december 1976 samen met staatssecretaris Polak indiende. Een tweede wetsvoorstel (Wet reorganisatie binnenlands bestuur) regelde de nieuwe taakverdeling tussen Rijk en provincies.

De gewestvorming (vierde bestuurslaag) werd naar de prullenmand verwezen. Het aantal bestuurslagen moest volgens de bewindslieden zo gering mogelijk zijn, terwijl de schaal groot genoeg moest zijn om voldoende draagvlak te hebben voor voorzieningen. Ook de positie van de burger moest vanwege democratische beginselen in het oog worden gehouden. Samenwerking van gemeenten voldeed daar volgens De Gaay Fortman niet aan en vorming van nieuwe, duidelijk herkenbare bestuurseenheden wel.

3.

Wiegel past aan

Na de val van het kabinet-Den Uyl trad in december 1977 een centrumrechts kabinet-Van Agt aan, met VVD-voorman Hans Wiegel als minister van Binnenlandse Zaken. Hij zette in 1978 in een brief uiteen dat hij niet voelde voor 24 provincies. Wiegel kwam tot 17 provincies. Overijssel, Gelderland en Noord- en Zuid-Holland moesten worden gesplitst en voor Noord-Brabant werd een driedeling voorgesteld. Uit het plan-De Gaay Fortman bleven over Twente, Veluwe (inclusief Oostelijk Flevoland), Amstelland, Rijnmond, West-Brabant, Midden-Brabant en Kempenland.

In november 1979 bleek dat sommige provincies volstrekt afwijzend stonden, zowel tegen het 24- als tegen het 17-provinciesplan. Overijssel, Noord-Holland en Noord-Brabant wezen iedere splitsing af. Alleen Zuid-Holland was bereid tot een tweedeling, waarbij een provincie Rijnmond-plus kon ontstaan.

Uiteindelijk kwam minister Wiegel in mei 1981 met een wetsvoorstel tot splitsing van Zuid-Holland, waarbij het bestaande Openbaar Lichaam Rijnmond zou worden omgevormd en vergroot tot een nieuwe provincie Rijnmond.

4.

Rietkerk trekt in

Op 31 mei 1983 kwam minister Rietkerk (VVD), die minister van Binnenlandse Zaken was in het eerste kabinet-Lubbers, met een Nota Organisatie binnenlands bestuur. De eerder voorgestelde provincie Rijnmond bleef gehandhaafd en tevens werd instelling van een provincie Flevoland aangekondigd, bestaande uit de Flevopolders en de Noordoostpolder en Urk. Van splitsing van Overijssel werd definitief afgezien. Voor Noord-Brabant werd een commissie ingesteld die de bestuurlijke indeling opnieuw moest onderzoeken.

Op 9 november 1983 trok Rietkerk de beide wetsvoorstellen van minister De Gaay Fortman in. Hetzelfde gebeurde in 1984 met het wetsvoorstel tot splitsing van Zuid-Holland. Zo was op 1 januari 1986 instelling van Flevoland het enige resultaat van wat eerst een 24- en later een 17-provincieplan was. De uit 1814 daterende provinciale indeling bestaat nog altijd.

5.

Na 1983

In de jaren 1987-2007 werd er opnieuw volop nagedacht over de bestuurlijke indeling, zowel door commissies (zoals de Commissie-Montijn) als door kabinetten. Staatssecretaris De Graaff-Nauta en minister Dales kozen in 1990 in de Nota 'Bestuur-op-niveau' voor regiovorming rond grote steden. In 1993 werd een provincie-nieuwe-stijl in het Rijnmondgebied aangekondigd rond Rotterdam.

Staatssecretaris Van de Vondervoort uit het eerste kabinet-Kok zag haar wetsvoorstel voor een Provincie Rotterdam echter stranden, met name omdat er verzet was tegen de tevens voorziene opsplitsing van de gemeente Rotterdam. Na die mislukking bleven overeenkomstige plannen voor Amsterdam en Den Haag en omgeving in de la. Wel kwamen er op basis van een uitbreiding in 2005 van de Wet gemeenschappelijke regelingen (Wgr+) uiteindelijk enkele stadsgewesten met bevoegdheden op deelterreinen.

Een commissie onder leiding van oud-premier Wim Kok adviseerde in januari 2007 tot vorming van een Randstadprovincie (Noord- en Zuid-Holland, Utrecht en Flevoland). Daardoor zouden de economische mogelijkheden van dit gebied beter kunnen worden benut, bijvoorbeeld door betere integratie van weg- en spoorverbindingen. De commissie was in september 2006 ingesteld door minister Remkes (kabinet-Balkenende III). In 2011 kwam minister Donner met een voorstel om het bestuur in de Randstad te versterken.

In het regeerakkoord van het kabinet-Rutte II werd samenvoeging van Noord-Holland, Utrecht en Flevoland tot een nieuw landsdeel aangekondigd. Minister Plasterk wist daarvoor echter onvoldoende politieke steun te krijgen.