Vaststaande feitelijkheden

5 februari 2010, column Bert van den Braak

Ieder jaar kunnen we rond 5 mei weer horen dat er in Wageningen herdenkingen zijn, omdat in die plaats op 5 mei 1945 in Hotel De Wereld de capitulatie werd getekend. Je zou kunnen zeggen dat het één van de belangrijkste historische feiten uit onze geschiedenis is. Er worden daarbij echter twee belangrijke fouten gemaakt.

De capitulatie werd niet op 5 mei, maar op 6 mei 1945 door de Duitsers getekend en de ondertekening vond plaats in de aula van de Landbouwhogeschool en niet in Hotel De Wereld. Op 5 mei 1945 vonden daar wel de onderhandelingen plaats over de capitulatievoorwaarden. De fout is hardnekkig, hoewel de gebeurtenis toch uitgebreid beschreven staat in het standaardwerk dat professor Lou de Jong op ons aller kosten heeft geschreven over Nederland in de Tweede Wereldoorlog.

Als bij zo'n belangrijk historisch feit al onjuistheden insluipen, dan is het niet vreemd dat dit ook gebeurt bij veel minder in het oog lopende gebeurtenissen. Bij toeval ontdekte ik recentelijk bijvoorbeeld dat dit het geval is bij enkele gegevens in de - overigens onvolprezen - jaarboekjes Parlement en Kiezer.

In de overzichten van de diverse kabinetten staan onjuiste data bij het aantreden van enkele staatssecretarissen in de kabinetten-Drees. Ten onrechte worden daarin de benoemingsdata vermeld. Een functionaris aanvaardt zijn functie echter pas door het afleggen van de eed of belofte. De datum van beëdiging (en dus van het formeel in functie treden) was feitelijk vaak enkele dagen later. Zonder uitzondering heeft iedereen (tot voor kort ook parlement.com) later steeds de benoemingsdatum uit Parlement en Kiezer overgenomen en niet de datum van beëdiging.

Achteraf gezien had de fout eerder opgemerkt kunnen (moeten?) worden. Bekend is namelijk dat koningin Juliana in een interview eens vertelde dat zij met rubberlaarzen aan de staatssecretarissen De Waal (de eerste vrouwelijke bewindspersoon) en Van den Berge had beëdigd. Dat was op maandag 2 februari 1953, een dag na de watersnoodramp. De vorstin stond op het punt om naar het getroffen gebied af te reizen. Dat beide nieuwe bewindslieden op zondag 1 februari aantraden, is onjuist en lag, omdat het een zondag was, ook niet voor de hand.

Eveneens onlogisch was dat staatssecretaris Schmelzer drie dagen eerder zou zijn aangetreden dan 'zijn baas', minister Struycken. Struycken, die voor hij minister werd Gouverneur van de Antillen was, werd pas op 29 oktober 1956 beëdigd; later dan de overige nieuwe ministers. Dergelijke (kleine) onjuistheden zijn er eveneens ingeslopen bij de staatssecretarissen Höppener en Van Veen. Laatstgenoemde trad een week later aan dan wordt vermeld. Aangezien zijn staatssecretariaat nauwelijks acht weken duurde, heeft dat toch wel enige betekenis.

Op een ander punt kan eveneens worden getwijfeld aan de juistheid van 'vaststaande feitelijkheden'. Het betreft de 'nummering' van kabinetten. Algemeen wordt gesteld dat Colijn vijf kabinetten leidde; al was de duur van zijn vijfde kabinet slechts heel kort. Dat lijkt mij echter onjuist of op zijn minst geen consequent toegepaste indeling. In 1921 ontstond er in het eerste kabinet-Ruijs de Beerenbrouck een crisis. Na diverse mislukte formatiepogingen bleef het kabinet-Ruijs I uiteindelijk in gereconstrueerde samenstelling aan. Twee ministers werden vervangen en de overige ministers trokken hun ontslagaanvrage in.

In 1935 ontstond er eveneens een tussentijdse crisis, in het tweede kabinet-Colijn. Na een mislukte formatiepoging door Aalberse werd Colijn formateur. Hem lukte het de breuk te lijmen, waarna de ministers terugkwamen op hun ontslagaanvrage. Er volgde geen regeringsverklaring. Dat er een nieuwe minister kwam, de vrijzinnig-democraat Slingenberg, stond los van deze crisis, want hij verving Marchant die eerder vanwege geheel andere reden was afgetreden. Toch wordt algemeen gesproken van het derde kabinet-Colijn (1935-1937).

Er zou of vanaf 1921 sprake moeten zijn van een tweede kabinet-Ruijs of in 1935 van voortzetting van het tweede kabinet-Colijn. In het eerste geval zijn er feitelijk vier kabinetten-Ruijs (1918-1921, 1921-1922, 1922-1925 en 1929-1933) geweest. Als de crisis van 1921 echter niet tot een nieuw kabinet leidde, dan was dat evenmin het geval in 1935 en zijn er dus slechts vier kabinetten-Colijn geweest. Voor 'doornummeren' zou in 1935 alleen iets te zeggen zijn geweest als de politieke samenstelling van het kabinet was gewijzigd, zoals in 1972 na het uittreden van DS'70 en in 2006 na het vertrek van D66. In 2006 werden bovendien de twee ministersvacatures opgevuld.

Nu kun je stellen dat dit alles 'klein bier' is. Het geeft niettemin aan dat zelfs schijnbaar onbetwistbare 'feitelijkheden' wel eens minder stellig zijn dan gedacht. In het licht van de fout die over 5 mei wordt gemaakt is een kritische geest dus steeds geboden.



Andere recente columns