Een ontbrekend grondwetsartikel?

12 december 2008, column Bert van den Braak

De nog in te stellen Grondwetscommissie moet zich, zo blijkt uit de kortgeleden gepubliceerde opdracht, ook bezig gaan houden met de vraag of er een artikel over politieke partijen moet komen. Veel grondwetten van andere EU-lidstaten bevatten een dergelijk artikel.

In de Nederlandse Grondwet is artikel 8 van toepassing op politieke partijen. Daarin staat het recht op vereniging; een recht dat alleen wordt beperkt door het belang van de openbare orde. Nieuwkomers bij verkiezingen worden niet getoetst op inhoud; er gelden alleen regels voor de naam (die mag niet lijken op de naam van een bestaande partij). Een partij die oproept tot geweld, haat, discriminatie of een ander strafbaar feit kan door de rechter verboden worden. Tot ontbinding van een partij kwam het in 1955 toen de Nationaal Europese Sociale Beweging, een partij van ex-NSB'ers, vanwege het landverradelijk karakter werd verboden. Eind jaren negentig was er een gerechtelijk verbod voor de CP'86 vanwege aanzet tot vreemdelingenhaat.

Andere Europese landen beschermen partijen eveneens via het recht op vereniging, maar vaak worden partijen daarbij apart genoemd als 'spelers' in het democratische proces. Dat is onder meer het geval in de Grondwet van Frankrijk, Italië en Estland. In Duitsland zijn partijen, mits zij een bijdrage leveren aan het democratisch bestel, zelfs grondwettelijk beschermd tegen ontbinding. Een verbod is alleen mogelijk via het Bundesverfassungsgericht. In de Grondwet van Finland wordt het recht om kandidaten te stellen voor parlementsverkiezingen exclusief toegekend aan politieke partijen.

Die schijnbaar grotere bescherming wordt soms weer beperkt doordat regels worden gesteld aan de wijze waarop partijen zich dienen te organiseren of moeten handelen. De Franse Grondwet bepaalt bijvoorbeeld in artikel 4 dat partijen zich moeten inzetten voor bevordering van een gelijke verdeling van mannen en vrouwen in politieke instellingen (een verwijzing naar artikel 3 van die Grondwet).

In Duitsland zijn partijen grondwettelijk verplicht openbare verantwoording af te leggen over financieringsbronnen en tevens moeten ze een democratische organisatie hebben. De Portugese Grondwet stelt regels aan de partijnaam, die bijvoorbeeld geen verwijzing mag bevatten naar een religie en bepaalt voorts dat partijen transparant en democratisch moeten zijn. Zij dienen bovendien de mogelijkheid te bieden voor een actief partijlidmaatschap.

Een vergaande bepaling als in de Franse Grondwet staat over gelijke deelname van mannen en vrouwen aan het politieke leven, zou mogelijk gevolgen hebben voor een partij als de SGP. Zoals eerder al bleek bij een rechtzaak over de overheidssteun voor de SGP komt dan de afweging tussen twee grondrechten (het antidiscriminatieverbod en het recht op vereniging) aan de orde.

Veel ingrijpender zou het echter zijn als onze Grondwet bepalingen zou bevatten over rechten en plichten van politieke 'partijen' (wat daar exact onder moet worden verstaan is nog de vraag), naar analogie van die in de Duitse en Portugese Grondwet. Als wordt opgenomen dat partijen democratisch moeten zijn (verkiezing bestuur, kandidaatstelling, invloed van leden bij de besluitvorming over programma's etc.) en tevens transparant moeten zijn wat hun financiering`betreft, dan komen sommige 'partijen' vast in problemen. Dat zou ook het geval zijn als wordt vastgelegd dat namens een partij gekozen vertegenwoordigers zich tegenover de leden moeten verantwoorden over hun handelen.

Twee van de momenteel in de Tweede Kamer vertegenwoordigde groeperingen, de PVV en de fractie-Verdonk (Trots op Nederland) zouden niet aan die grondwettelijke vereisten voldoen. Noch de PVV, noch Trots op Nederland zijn namelijk partij in de traditionele betekenis van politieke vereniging, waarin leden medezeggenschap hebben. Zij hebben zelfs geen leden! De partijleider is alleenheerser, die beslist over kandidaatstelling en partijprogramma. ToN kent wel een vorm van inspraak via internet, maar dat is niet meer dan een mogelijkheid om ideeën aan te dragen voor het programma.

Vraag is of de Grondwetscommissie dergelijke vergaande verplichtingen voor politieke partijen (of breder: politieke bewegingen) kan en wil opstellen en of daar dan draagvlak voor is. Als PVV en ToN via deze weg buiten de politieke orde worden geplaatst, is ongetwijfeld de beer los. Als een grondwettelijk artikel over partijen echter een weinigzeggende inhoud krijgt, is het de vraag wat daarvan dan de zin zou zijn.



Andere recente columns