Politieke entrepreneurs

26 oktober 2007, column J.Th.J. van den Berg

Naast de traditionele partijen verschijnen in Europa sinds een aantal jaren politieke 'entrepreneurs' op het toneel. Niet de partij, haar programma en kader staan voorop; haar leider is niet slechts woordvoerder van wat de partij op hoofdzaken wil. Bij entrepreneurs is het omgekeerde het geval: als leider staan zij voorop en zij formuleren het programma dan wel de issues waarmee zij naar de kiezer willen. Als er al een partij is - in de zin van: een vereniging met bestuur, kader en leden - dan is die hooguit het afgeleide. Ze vormt de ondersteunende machinerie, zonder inhoudelijke zeggenschap, ten behoeve van politieke campagnes en rekrutering van medekandidaten.

Het verschijnsel van de politieke entrepreneur is niet bepaald nieuw. In landen als Frankrijk en Italië vormde het op het breukvlak van negentiende en twintigste eeuw een bekend verschijnsel. Het markeerde de overgangstijd tussen aristocratische en onafhankelijke parlementariërs en de moderne politicus, die onderdeel is van een maatschappelijk sterk verankerde politieke partij. Meestal ging het, in beide landen, om advocaten die in eigen regio bekend waren als woordvoerder van regionale belangen en aspiraties.

De politieke entrepreneur is terug, nu niet als premodern fenomeen maar juist als een postmodern verschijnsel. Het is tegelijk een teken van sterk afgenomen vertrouwen in de traditionele politieke partijen. De vraag is overigens wat er precies traditioneel is aan de ons vertrouwde partijen. Die zijn immers al lang niet meer de ooit zo grote massapartijen met de daarbij behorende organisatiekenmerken en partijcultuur. Partijen zijn, naar het woord van expert Ruud Koole, al geruime tijd 'kaderpartijen': relatief klein wat ledenaantal betreft en hoofdzakelijk bevolkt door activisten en (vrijwillig) kader enerzijds en politieke professionals anderzijds.

Wat ik in eigen onderzoek sedert de jaren zeventig heb kunnen waarnemen is voorts de toenemende professionalisering van het Kamerlidmaatschap. Daardoor zijn over partijgrenzen heen Kamerleden in sociologisch opzicht sterk op elkaar gaan lijken. Ooit heb ik zelfs, ietwat onheus, geschreven over 'Prefabkamerleden': allemaal afkomstig uit dezelfde fabriek en pas kort voor aflevering voorzien van de vereiste politieke kleur. Zo sterk is het in werkelijkheid niet, maar de indruk van gelijkvormigheid is onmiskenbaar.

De moderne kaderpartijen hebben door hun krimp en professionalisering tegelijk, ruimte geschapen voor de postmoderne entrepreneur. Daarvan is in ons land Hendrik Koekoek het eerste naoorlogse voorbeeld geweest. Sterkste voorbeeld tot nu toe is Pim Fortuyn, die zijn succes in 2002 niet meer heeft mogen beleven. Daarmee ook niet de spoedige ineenstorting van zijn 'partij', die welhaast per definitie gedoemd was in elkaar te zakken. Wat is immers een onderneming zonder ondernemer? In Fortuyns voetspoor zijn ook Geert Wilders en sinds kort Rita Verdonk (die het woord 'partij' niet eens meer wil horen) hun eigen politieke onderneming begonnen. In de opiniepeilingen vliegen hun koersen op en neer.

Postmoderne politieke entrepreneurs hebben het tegelijk makkelijker en moeilijker dan de vertrouwde partijen. Zij trekken gemakkelijker nationale mediabelangstelling van de hysterisch geworden media, die bang zijn iets te missen. Dat helpt reuze om hun bekendheid te vergroten en daarmee hun legitimiteit. Met een beetje hulp van de omstandigheden winnen zij onder een humeurig electoraat gemakkelijk een aantal Kamerzetels. Zij hebben ten slotte geen last van eindeloze vergaderingen met een lastig kader of opgewonden leden.

Anderzijds hebben zij het ook moeilijker. Entrepreneurs kunnen wel veel zetels winnen, maar het rekruteren en vasthouden van stabiele en trouwe medestanders in de Kamer is geen kleinigheid. Campagne voeren zonder leden kan natuurlijk wel, maar het is onevenredig kostbaar, indien niet op een andere wijze in vrijwilligers kan worden voorzien. Financiering van politieke entrepreneurs is wel mogelijk, maar het risico is groot dat het aantal sponsors klein blijft en daarmee politiek tot last wordt.

Grootste probleem: de steun en financiering zijn snel en gemakkelijk te mobiliseren; beide zijn ook erg vluchtig. Tenzij je Berlusconi heet, je eigen financier bent en over je eigen media beschikt. Het grootste probleem van de entrepreneur is dus zijn continuïteit, tenzij hij (of zij) doet wat hij veracht: een ordelijke politieke partij inrichten.



Andere recente columns