Wetgeving Kabinet-Thorbecke II (1862-1866)

  • 1862 
    In- en uitvoerwet: er komt een algemeen vrijhandelstarief

  • 1863 
    Wet op het middelbaar onderwijs, die onder meer een wettelijke basis geeft aan de hogere-burgerscholen. Verder worden er regels gesteld voor het onderwijs (vakken, examens, onderwijzers) aan burger-, landbouw- en polytechnische scholen. Op dit laatste type scholen vindt de opleiding van ingenieurs plaats.

  • 1863 
    Wetten tot aanleg van het Noordzeekanaal en tot verbetering van de Nieuwe Waterweg.

  • 1863 
    Wettelijke regeling voor De Nederlandsche Bank (Bankwet), waarbij deze (steeds voor 25 jaar) als circulatiebank werd aangewezen. De bank is een N.V. die haar hoofdzetel in Amsterdam heeft, een bijbank in Rotterdam en agentschappen in elke provincie. Van regeringswege houdt een koninklijke commissaris toezicht op de directie.

  • 1864 
    Indische Comptabiliteitswet, waardoor de begroting van Nederlands-Indië onder directe controle van de Staten-Generaal werd gebracht.

  • 1865 
    Er komt een wettelijke regeling voor de financiële verhouding tussen Rijk en gemeenten. De gemeentelijke accijnzen worden afgeschaft en in ruil daarvoor krijgen gemeenten vier vijfden van de opbrengsten van de Personele belasting.

  • 1865 
    Geneeskundige wetten. Dit zijn de Wet inzake het geneeskundig Staatstoezicht, de Wet inzake de uitoefening der geneeskunst en inzake de uitoefening van de artsenijbereidkunst en de Wet tot regeling van de bevoegdheid voor het verkrijgen van geneeskundige, apotheker, hulp-apotheker, leerling-apotheker en vroedvrouw. Op grond van de Wet inzake het geneeskundig staatstoezicht komen er inspecteurs en adjunct-inspecteurs van de volksgezondheid en geneeskundige raden.