Wetgeving Kabinet-Marijnen (1963-1965)

  • 1963 
    Partiële Grondwetsherziening: de leeftijd voor het lidmaatschap van Tweede en Eerste Kamer wordt verlaagd naar 25 jaar, de leeftijd om te mogen stemmen wordt verlaagd van 23 naar 21 jaar.

  • 1964 
    Drank- en Horecawet, die bepalingen bevat over de uitoefening van het horecabedrijf, de verkoop van alcoholhoudende drank en de eisen waaraan horeca-inrichtingen moeten voldoen.

  • 1964 
    Ziekenfondswet (ZfW). Deze roept een verzekering tegen ziektekosten in het leven voor mensen onder een bepaalde inkomensgrens. Er komen verplicht verzekerden, vrijwillig verzekerden en bejaardenverzekerden. De verstrekkingen aan de verplicht verzekerden zijn gelijk aan die van vrijwillig verzekerden.

  • 1964 
    De Wet op het Schadeverzekeringsbedrijf stelt aan de in Nederland werkende binnen- en buitenlandse schadeverzekeringsmaatschappijen eisen inzake de solvabiliteit. Hierop wordt toezicht gehouden door de Verzekeringskamer.

  • 1964 
    De Wet Openbaar Lichaam Rijnmond, die in het gebied rond Rotterdam voor 24 gemeenten een aparte (vierde) bestuurslaag in het leven riep met een eigen (gekozen) bestuur en bevoegdheden op het gebied van ruimtelijke ordening, milieu en vervoer.

  • 1964 
    Uitsluitend aan de regering wordt de bevoegdheid gegeven tot revaluatie of devaluatie van de gulden

  • 1964 
    De Wet installaties Noordzee (Anti-REM-wet) zorgt ervoor dat installaties op kunstmatige eilanden die gebouwd zijn op het Continentale Plat onder het vigerende recht worden gebracht. Hierdoor kan worden opgetreden tegen uitzending door de commerciële zender TV-Noordzee vanaf het REM-eiland, hetgeen ook gebeurt.

  • 1964 
    Wet op de Kansspelen. Deze vervangt de Loterijwet 1905 en de Totalisatorwet. Kansspelen wordentoegestaan, indien daarvoor vergunning is verleend. De Staatsloterij, sportprijsvragen en de totalisator voor paardenrennen komen onder de wet te vallen. Het verbod op het uitloven op geldprijzen verdwijnt.

  • 1964 
    Wet Werkloosheidsvoorziening (WWV), waardoor werkloze werknemers in aansluiting op de WW-uitkering een uitkering van 75% van het dagloon ontvangen; de uitvoering is in handen van de gemeenten.

  • 1964 
    Uitkeringen krijgen sociaal minimum. Veldkamp brengt een wet tot invoering van een sociaal minimum tot stand, waardoor uitkeringen krachtens de AOW, AKW en AWW werden opgetrokken tot een sociaal minimum.

  • 1964 
    Wet op de Inkomstenbelasting 1964, de Wet op de Loonbelasting 1964 en Wet op de Vermogensbelasting 1964. Door deze algehele belastingherziening wordt onder meer het afsluiten van levensverzekeringen fiscaal aantrekkelijker. Verder wordt de loonbelastinggrens opgetrokken. De herziening leidt tot belastingverlichting.

  • 1965 
    Het Rijkswegenfonds wordt ingesteld. Dit fonds wordt deels gevoed vanuit de algemene middelen en deels via een verhoging van de motorrijtuigenbelasting.

  • 1965 
    Vreemdelingenwet. 'Vreemdeling' is iedereen die niet de Nederlandse nationaliteit bezit (incl. staatlozen). Voor het verblijf in Nederland hebben vreemdelingen in beginsel een vergunning nodig: hetzij een vergunning tot verblijf, hetzij een vergunning tot vestiging. De vergunningplicht geldt niet voor toeristen, vluchtelingen en buitenlandse gezinsleden van een Nederlander. De wet regelt de grensbewaking, toelating, vestiging en uitzetting. Voorts regelt de wet de toelating van vluchtelingen, waarvoor overeenstemming nodig is tussen de ministers van Buitenlandse Zaken en Justitie.