Drie vragen aan Herbert Bösch, voorzitter van de begrotingscontrolecommissie

De verantwoordingsplicht van de lidstaten voor correct financieel beheer inzake de fondsen van de EU en onderzoek naar het groeiende aantal agentschappen van de EU staan hoog op de agenda binnen de kwijtingsprocedure van dit jaar. Voor het plenaire debat over de kwijting (besluit van het Parlement waarmee een begrotingscyclus wordt afgesloten) van de begroting van 2005 deze dinsdagochtend, spraken wij met de voorzitter van de begrotingscontrolecommissie Herbert Bösch.

  • 1. 
    Meneer Bösch, als voorzitter van de begrotingcontrolescommissie speelt u een belangrijke rol in de kwijtingsprocedure, waarmee het Parlement de Commissie van haar verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de begroting bevrijdt. Kunt u ons vertellen wat voor het Parlement de belangrijkste kwesties van dit jaar zijn?

Ten eerste willen wij dat de lidstaten hun aandeel in de verantwoordelijkheid voor het juiste beheer en besteden van de EU-fondsen op zich nemen, waarvan 80 procent via autoriteiten in de lidstaten wordt besteed. Begrotingscontrole kan alleen effectief werken als de lidstaten een deel van de verantwoordelijkheid op zich nemen. Sommige landen doen dit al, anderen niet en wij moeten beginnen dit aan te pakken. Wij spreken over het geld van belastingbetalers. Wat wij willen is een verklaring van de overheden dat het geld correct werd besteed.

Ten tweede willen wij het beleid en controlesysteem voor de landbouwsubsidies, dat reeds zeer goed functioneert in de landen waar het wordt toegepast, tot alle lidstaten uitbreiden. Er is één lidstaat, Griekenland, waar het niet volledig functioneel is. Hier moeten wij druk op uitoefenen.

Ten derde, het aantal agentschappen van de EU stijgt waardoor het steeds moeilijker wordt deze te controleren. Hier moeten we goed naar kijken.

  • 2. 
    De Commissie heeft onlangs de kritiek van de Rekenkamer op de manier waarop het EU-geld wordt besteed gepareerd, waarbij het zegt dat de Rekenkamer de realiteit vervormt. Waar staat het Parlement ten opzichte van dit geschil?

Wij zijn geen scheidsrechter. Ik begrijp niet waarom de Commissie op een dergelijke ondoordachte manier heeft gehandeld. Wat betreft de controleverslagen van de Rekenkamer, Ik ken geen enkel democratisch land waar de overheid de inhoud van het rapport van de Rekenkamer zou bekritiseren. De onafhankelijkheid van de Rekenkamer moet heilig zijn, vooral voor de 'beschermer van de verdragen', de Commissie.

De kwijting van de begroting wordt door het Parlement gegeven op basis van het jaarverslag van de Rekenkamer. Deze onafhankelijke bevindingen zijn de belangrijkste bron van informatie voor ons. Persoonlijk denk ik dat de rapporten van de Rekenkamer elk jaar beter worden. Dus we kunnen eigenlijk zeggen dat de dingen de juiste richting op gaan.

  • 3. 
    Iedereen wil graag zien dat de belastingsgelden correct worden besteed. Toch zien we dat het systeem van de EU wat betreft subsidies zeer bureaucratisch is geworden. Heeft de druk die de Rekenkamer en het Parlement op de Commissie hebben gelegd om het geld goed te besteden en fraude bestrijden tot meer bureaucratie geleid?

Het aftreden van de Europese Commissie in 1999 heeft tot sommige overspannen reacties geleid, die niet noodzakelijkerwijs hebben geleid tot betere regelgeving. De begrotingscommissie van het Europees Parlement wordt niet samengesteld uit kannibalen. Wat wij willen is dat de mensen hun besluiten op een correcte basis baseren, zelfs als daarna blijkt dat het besluit verkeerd was. Ik denk de Commissie de druk op een verkeerde manier heeft geïnterpreteerd, wat heeft geleid tot meer en meer papierwerk en steeds langere besluitvormingsprocessen.

Onze taak is nu om dit recht te zetten, dit omvat ook de boekhouding van de EU. De activiteiten moeten geen slachtoffers worden van de procedures. Als het jaren vergt om een project voor elkaar te krijgen is dat ook een vorm van slechte begrotingsuitvoering.