De zomer van de biografie

9 juni 2006, column J.Th.J. van den Berg

De politieke biografie - decennia lang het kasplantje van de politieke literatuur in Nederland - maakt een opmerkelijke bloei door. Het laatste decennium luidde al een beetje de lente in. In de laatste vier tot vijf jaar is er, voor Nederlandse begrippen, een grote hoeveelheid biografieën over politieke figuren verschenen. Wat belangrijker is, bijna steeds gaat het om uiterst leesbare, levendige en goed samengestelde boeken. Dit, ondanks de omstandigheid dat het veelal om academische proefschriften gaat, die in Nederland doorgaans meer uitblinken door degelijkheid dan door hun attractieve stijl.

Alleen al in de laatste maand gaat het om vier boeken van groot belang: Jeroen Kochs nieuwe, monumentale boek over Abraham Kuyper, Arno Bornebroeks levensbeschrijving van Theodoor Heemskerk, naast een biografie van Sicco Mansholt door de Nijmeegse jurist en historicus Johan van Merriënboer. Ten slotte promoveerde zeer onlangs in Amsterdam een andere historicus, Jelle Gaemers, op het eerste deel (1886 - 1940) van de vierdelige biografie van Willem Drees. Twee andere delen, over 1940 - 1948 en over Indonesië, werden al eerder uitgebracht door de Leidse politicoloog, Hans Daalder. Deze werkt nu aan het laatste deel, waarin het minister-presidentschap van Drees centraal zal staan. Waarschijnlijk wordt dat een coproductie met Gaemers.

Vorig jaar bleek ook al sprake van een vruchtbare productie, door de publicatie van een nieuwe (ideeën)biografie van Johan Rudolf Thorbecke (door Jan Drentje) en het boek van Wim Weenink over oud-minister W. Beyen, die aan de wieg stond van de Europese Economische Gemeenschap. In 2004 waren er biografieën van Onderwijsminister, Th. Rutten (door Peter van der Heiden), Victor de Stuers (door Jos Perry), W.F. de Gaay Fortman (door Peter Bak) en van Pieter Paulus, de eerste voorzitter van de Nationale Vergadering in 1796 (door E.J. Vles). Natuurlijk blijven er nog belangrijke lacunes, maar de totale leegte raakt toch voorbij. Wat van even groot belang is: er staan belangrijke biografieën op stapel, zoals over de premiers P.W.A. Cort van der Linden, D.J. de Geer, J.M. den Uyl en A.A.M. van Agt.

Van bijzonder gewicht is en blijft het Drees-project, niet alleen door zijn omvang maar ook door het belang ervan. Al is het werk in aantallen bladzijden wel lichtelijk uit de hand gelopen. Want naast de drie delen die nu zijn uitgebracht, heeft Daalder dit jaar nog een apart boek gepubliceerd over de relaties tussen Drees enerzijds en Soestdijk anderzijds. Dat boek is voor de kennis van de verhoudingen tussen premier en koningshuis ten tijde van koningin Juliana van bijzondere relevantie.

Ten dele ligt het aan Drees zelf. Het proefschrift van Jelle Gaemers laat immers zien dat Drees op zijn vier en vijftigste al een indrukwekkende loopbaan achter de rug had, in een welhaast deprimerend grote hoeveelheid politieke en maatschappelijke functies. Primair was hij echter partijbestuurder (lokaal en nationaal), volksvertegenwoordiger (in raad, staten en Tweede Kamer) en wethouder van Den Haag.

Het mooie van Gaemers' werk is dat dit wethouderschap grondig is onderzocht en beschreven. Het zijn dus niet meer uitsluitend Amsterdamse wethouders van wie wij het een en ander weten. Voorts is van belang dat het bij Drees nu eens niet gaat om de wethouder van "glas, staal en beton", zoals bij de tot de verbeelding sprekende Wibaut, maar om die van sociale zaken eerst en van financiën daarna. Aldus levert Gaemers tegelijk een uniek inzicht in het gemeentebestuur van de jaren twintig en dertig van de twintigste eeuw. (Over de geschiedenis van het gemeentebestuur in ons land wordt zo mogelijk nog minder geproduceerd dan, tot voor kort, over politieke levens.)

Nog niet helemaal helder, zelfs niet door het werk van Gaemers, is de rol van Drees in de vernieuwing van het gedachtegoed van de SDAP in de jaren dertig. Anderen zijn daarin ontegenzeglijk spraakmakender en actiever (of: activistischer?) geweest dan Drees. Desondanks kon de rol van deze bestuurder en (feitelijk) econoom wel eens groter zijn geweest dan doorgaans wordt aangenomen. Zoals uit Gaemers' boek impliciet blijkt (eerder al in Brinkmans proefschrift over de partijman Drees): in die economische discussie waarin overheidsinvesteringen, conjunctuurpolitiek en monetaire politiek centraal stonden stond Drees niet "zoals steeds in het midden", zoals vaak wordt gezegd, maar uitgesproken aan één kant, die van de vernieuwende architecten van het Plan van de Arbeid.

Voor de liefhebbers van het genre: dit wordt dus de zomer van de politieke biografie.

Biografieën, tot nu toe verschenen in 2006:

Jeroen Koch, Abraham Kuyper, een biografie, Amsterdam (Boom)

Arno Bornebroek, Een heer in een volkspartij. Theodoor Heemskerk (1852-1932), minister-president en minister van Justitie, Amsterdam (Aksant)

Johan van Merriënboer, Mansholt, een biografie, Amsterdam (Boom)

Jelle Gaemers, De rode wethouder. Willem Drees, 1886-1988. De jaren 1886-1940, z.p. (Balans).



Andere recente columns