Een lange, bochtige weg

2 december 2005, column Bert van den Braak

De uitspraak van VVD-Tweede-Kamerlid Ayaan Hirsi Ali in het Jaarboek Parlementaire Geschiedenis over afschaffing van het grondwettelijk onderwijsartikel heeft al tot de nodige commotie geleid. Nu kwam dat uiteraard vooral door haar typering van VVD-coryfee Hans Wiegel, die zij blijkbaar als voornaamste opposant ziet. Weinig aandacht was er echter voor het realiteitsgehalte van haar voorstel. Uiteraard is idealisme toe te juichen. Van een politica mag - tenzij die alleen wil getuigen - echter ook worden gevraagd na te denken over de haalbaarheid van een voorstel.

Wetgeving is vaak een langdurig en soms een moeizaam proces. Dat geldt nog sterker voor herziening van de Grondwet. Sterker: ik durf de stelling aan dat wijziging van de Grondwet op een fundamenteel (en omstreden) punt vrijwel onmogelijk is. De invoering van het correctief referendum, de gekozen burgemeester en wijziging van de positie van de Eerste Kamer onderstrepen die stelling. Er is geen land dat zo'n zware herzieningsprocedure heeft als het onze. Overigens is dat een relikwie uit de tijd vóór 1848 toen Tweede en Eerste Kamer in meerderheid ultraconservatief waren!

Afschaffing van artikel 23 vergt in eerste instantie een 'normale' wet, namelijk een zogenaamde overwegingswet die met gewone meerderheid door het parlement moet worden geloodst. Het initiatief daartoe kan zowel door de regering als door een Tweede-Kamerlid worden genomen.

Dat het huidige kabinet nog met zo'n voorstel komt, is uitgesloten omdat coalitiepartij CDA daar nooit mee zal instemmen. Grondwetsherziening kan evenwel ook via een initiatiefvoorstel tot stand gekomen. In 1971 bewerkstelligden Kamerleden van PvdA, D66 en PPR op die wijze verlaging van de kiesrechtleeftijd en momenteel ligt bij de Eerste Kamer een voorstel van GroenLinks-fractievoorzitter Femke Halsema over constitutionele toetsing van wetten. Bekend is ook het (mislukte) voorstel uit 1844 van Thorbecke c.s. (de 'Negenmannen') over democratisering van het staatsbestel. Dat de VVD-fractie echter haar lid Hirsi Ali zal toestaan om - tegen de partijlijn in - een initiatiefvoorstel in te dienen, is ondenkbaar.

Indiening van een voorstel tot afschaffing van artikel 23 is alleen denkbaar na de verkiezingen van 2007 en na de formatie van een nieuw kabinet. Aangezien het CDA tegen aantasting van de positie van het bijzonder onderwijs is, zou alleen een 'Paars' kabinet daartoe eventueel kunnen overgaan (maar 'Paars' heeft vooralsnog niet de voorkeur van de VVD). Dat kabinet zou dan in de periode 2007-2011 een voorstel in eerste lezing door het parlement moeten zien te loodsen. Daarna moeten vóór het voorstel in tweede lezing kan worden ingediend, eerst Tweede-Kamerverkiezingen plaatsvinden.

Als met succes de eerste lezing wordt doorlopen, zou de vrijheid van onderwijs wel eens hét thema van de verkiezingen kunnen zijn. Dat zou op zich bijna een unicum zijn, want Grondwetsherzieningen spelen nooit een prominente rol (de enige uitzondering is 1948 toen de Indonesische kwestie centraal stond). Toen in 1917 het onderwijsartikel tot stand kwam, was zelfs afgesproken daarover geen strijd te voeren (zie mijn column van 17 juni).

Dat een verkiezingsstrijd over de vrijheid van onderwijs tot een voor de voorstanders daarvan gunstige uitkomst zal leiden, lijkt mij weinig waarschijnlijk. In tweede lezing is in beide Kamers immers een tweederde meerderheid nodig. CDA, ChristenUnie en SGP bezetten als regel samen ongeveer eenderde van de zetels en ook bij PvdA en VVD zullen ongetwijfeld voorstanders van handhaving van artikel 23 te vinden zijn.

Kortom, de discussie over afschaffing van artikel 23 heeft nauwelijks realiteitswaarde. Vorming van een kabinet zonder CDA, sterk verlies van christelijke partijen bij opeenvolgende verkiezingen (zowel voor de Tweede Kamer als voor de Staten) en het vinden van een tweederde meerderheid in beide Kamers: ik zie het niet gebeuren.

Discussie over hoe het door Ayaan Hirsi Ali aangekaarte probleem van mogelijke verdergaande segregatie in het onderwijs - en daar heeft zij best een punt - wél kan worden aangepast, is dan ook zinvoller. En aanzienlijk kansrijker dan de lange, bochtige weg naar 'ooit'.



Andere recente columns