Eerste afdeling - Het Europees Parlement

Inhoudsopgave van deze pagina:


189: Mandaat, aantal leden

Het Europees Parlement, bestaande uit vertegenwoordigers van de volkeren van de staten die in de Gemeenschap zijn verenigd, oefent de door dit Verdrag aan deze instelling verleende bevoegdheden uit. Het aantal leden van het Europees Parlement bedraagt niet meer dan 732.

190: Verkiezingen, vertegenwoordigers per lidstaat, zittingsduur

  • 1. 
    De vertegenwoordigers in het Europees Parlement van de volkeren van de in de Gemeenschap verenigde staten worden gekozen door middel van rechtstreekse algemene verkiezingen.
  • 2. 
    Het aantal in elke lidstaat gekozen vertegenwoordigers is als volgt vastgesteld: (*)

België 24

Bulgarije 18

Tsjechië 24

Denemarken 14

Duitsland 99

Estland 6

Griekenland 24

Spanje 54

Frankrijk 78

Ierland 13

Italië 78

Cyprus 6

Letland 9

Litouwen 13

Luxemburg 6

Hongarije 24

Malta 5

Nederland 27

Oostenrijk 18

Polen 54

Portugal 24

Roemenië 35

Slovenië 7

Slowakije 14

Finland 14

Zweden 19

Verenigd Koninkrijk 78

In geval van wijzigingen in dit lid dient het in elke lidstaat gekozen aantal vertegenwoordigers een passende vertegenwoordiging van de volkeren van de in de Gemeenschap verenigde staten te waarborgen.

  • 3. 
    De vertegenwoordigers worden gekozen voor een periode van vijf jaar.
  • 4. 
    Het Europees Parlement stelt een ontwerp op voor het houden van rechtstreekse algemene verkiezingen volgens een in alle lidstaten eenvormige procedure of volgens beginselen die alle lidstaten gemeen hebben.

    De Raad stelt met eenparigheid van stemmen en met instemming van het Europees Parlement, dat met meerderheid van stemmen van zijn leden een besluit neemt, de desbetreffende bepalingen vast, waarvan hij de aanneming door de lidstaten overeenkomstig hun onderscheiden grondwettelijke bepalingen aanbeveelt.

  • 5. 
    Het Europees Parlement bepaalt, na raadpleging van de Commissie en met goedkeuring van de Raad die hiertoe met gekwalificeerde meerderheid van stemmen een besluit neemt, de voorschriften en algemene voorwaarden voor de vervulling van de taken van zijn leden. Voor regels en voorwaarden betreffende de belastingregeling voor leden of voormalige leden is eenparignparigheid van stemmen in de Raad vereist.

191: Europese politieke partijen

Europese politieke partijen zijn een belangrijke factor voor integratie binnen de Unie. Zij dragen bij tot de vorming van een Europees bewustzijn en tot de uiting van de politieke wil van de burgers van de Unie.

De Raad stelt volgens de procedure van artikel 251 het statuut van de Europese politieke partijen en in het bijzonder de regels inzake hun financiering vast.

192: Rol in besluitvormingsproces, initiatiefrecht

Voorzover in dit Verdrag daarin is voorzien, neemt het Europees Parlement deel aan het proces dat leidt tot de aanneming van communautaire besluiten door zijn bevoegdheden in het kader van de procedures van de artikelen 251 en 252 uit te oefenen, alsmede door zijn instemming te betuigen of door adviezen te geven.

Het Europees Parlement kan met meerderheid van stemmen van zijn leden de Commissie verzoeken passende voorstellen in te dienen inzake aangelegenheden die naar het oordeel van het Parlement communautaire besluiten voor de tenuitvoerlegging van dit Verdrag vergen.

193: Recht van enquête

In het kader van de vervulling van zijn taken kan het Europees Parlement op verzoek van eenvierde van zijn leden een tijdelijke enquêtecommissie instellen om, onverminderd de bij dit Verdrag aan andere instellingen of organen verleende bevoegdheden, vermeende inbreuken op het Gemeenschapsrecht of gevallen van wanbeheer bij de toepassing van het Gemeenschapsrecht te onderzoeken, behalve wanneer de vermeende feiten het voorwerp van een gerechtelijke procedure uitmaken en zolang deze procedure nog niet is voltooid.

De tijdelijke enquêtecommissie houdt op te bestaan zodra zij haar verslag heeft ingediend.

De nadere bepalingen betreffende de uitoefening van het enquêterecht worden in onderlinge overeenstemming vastgesteld door het Europees Parlement, de Raad en de Commissie.

194: Verzoekschriften

Iedere burger van de Unie, alsmede iedere natuurlijke of rechtspersoon met verblijfplaats of statutaire zetel in een lidstaat heeft het recht om individueel of tezamen met andere burgers of personen een verzoekschrift tot het Europees Parlement te richten betreffende een onderwerp dat tot de werkterreinen van de Gemeenschap behoort en dat hem of haar rechtstreeks aangaat.

195: Europese Ombudsman

  • 1. 
    Het Europees Parlement benoemt een ombudsman die bevoegd is kennis te nemen van klachten van burgers van de Unie of van natuurlijke of rechtspersonen met verblijfplaats of statutaire zetel in een lidstaat over gevallen van wanbeheer bij het optreden van de communautaire instellingen of organen, met uitzondering van het Hof van Justitie en het Gerecht van eerste aanleg bij de uitoefening van hun gerechtelijke taak.

    Overeenkomstig zijn opdracht verricht de ombudsman het door hem gerechtvaardigd geachte onderzoek op eigen initiatief dan wel op basis van klachten welke hem rechtstreeks of via een lid van het Europees Parlement zijn voorgelegd, behalve wanneer de vermeende feiten het voorwerp van een gerechtelijke procedure uitmaken of hebben uitgemaakt. Indien de ombudsman een geval van wanbeheer heeft vastgesteld, legt hij de zaak voor aan de betrokken instelling, die over een termijn van drie maanden beschikt om hem haar standpunt mee te delen. De ombudsman doet vervolgens een verslag aan het Europees Parlement en aan de betrokken instelling toekomen. De persoon die de klacht heeft ingediend wordt op de hoogte gebracht van het resultaat van dit onderzoek.

    De ombudsman legt elk jaar aan het Europees Parlement een verslag voor met het resultaat van zijn onderzoeken.

  • 2. 
    Na elke verkiezing voor het Europees Parlement wordt de ombudsman voor de zittingsduur van deze instelling benoemd. Hij is herbenoembaar.

    Op verzoek van het Europees Parlement kan de ombudsman door het Hof van Justitie van zijn ambt ontheven worden verklaard, indien hij niet meer aan de eisen voor de uitoefening van zijn ambt voldoet of op ernstige wijze is tekortgeschoten.

  • 3. 
    De ombudsman oefent zijn ambt volkomen onafhankelijk uit. Bij de vervulling van zijn taken vraagt noch aanvaardt hij instructies van enig lichaam. Gedurende zijn ambtsperiode mag de ombudsman geen andere beroepswerkzaamheden, al dan niet tegen beloning, verrichten.
  • 4. 
    Het Europees Parlement stelt na advies van de Commissie en met goedkeuring van de Raad, die met gekwalificeerde meerderheid van stemmen een besluit neemt, het statuut van de ombudsman en de algemene voorwaarden voor de uitoefening van het ambt van ombudsman vast.

196: Zittingen

Het Europees Parlement houdt jaarlijks een zitting. Het komt van rechtswege op de tweede dinsdag van maart bijeen.

Het Europees Parlement kan in buitengewone zitting bijeenkomen op verzoek van de meerderheid van zijn leden, van de Raad of van de Commissie.

197: Benoeming voorzitter, relaties met Commissie en Raad

Het Europees Parlement kiest uit zijn midden zijn voorzitter en zijn bureau.

De leden van de Commissie kunnen alle vergaderingen bijwonen en worden op hun verzoek in naam van de Commissie gehoord.

De Commissie antwoordt mondeling of schriftelijk op de haar door het Europees Parlement of door de leden daarvan gestelde vragen.

De Raad wordt door het Europees Parlement gehoord volgens de bepalingen welke hij in zijn reglement van orde vaststelt.

198: Stemprocedures

Voorzover in dit Verdrag niets anders is bepaald, besluit het Europees Parlement met volstrekte meerderheid der uitgebrachte stemmen.

Het reglement van orde bepaalt het quorum.

199: Reglement van orde

Het Europees Parlement stelt zijn reglement van orde vast bij meerderheid van stemmen van zijn leden.

De handelingen van het Europees Parlement worden overeenkomstig de bepalingen van dat reglement bekendgemaakt.

200: Beraadslaging over jaarverslag Commissie

Het Europees Parlement beraadslaagt in openbare zitting over het algemene jaarverslag, dat hem door de Commissie wordt voorgelegd.

201: Motie van afkeuring tegen de Commissie

Wanneer aan het Europees Parlement een motie van afkeuring betreffende het beleid van de Commissie wordt voorgelegd, kan het Europees Parlement zich over deze motie niet eerder uitspreken dan ten minste drie dagen nadat de motie is ingediend en slechts bij openbare stemming.

Indien de motie van afkeuring is aangenomen met een meerderheid van tweederde der uitgebrachte stemmen en tevens bij meerderheid van de leden van het Europees Parlement, moeten de leden van de Commissie gezamenlijk aftreden. Zij blijven de lopende zaken behartigen totdat in hun vervanging is voorzien overeenkomstig artikel 214. In dat geval verstrijkt de ambtsperiode van de te hunner vervanging benoemde leden van de Commissie op de datum waarop de ambtstermijn van de gezamenlijk tot aftreden gedwongen leden zou zijn verstreken.