Artikel I-57: De Unie en haar naaste omgeving

I-56
Artikel I-57
I-58

Inhoudsopgave van deze pagina:


  • 1. 
    De Unie ontwikkelt met de naburige landen bijzondere betrekkingen, die erop gericht zijn een ruimte van welvaart en goed nabuurschap tot stand te brengen welke stoelt op de waarden van de Unie en welke gekenmerkt wordt door nauwe en vreedzame betrekkingen die gebaseerd zijn op samenwerking.
  • 2. 
    Voor de toepassing van lid 1 kan de Unie met de betrokken landen specifieke overeenkomsten sluiten. Die overeenkomsten kunnen wederkerige rechten en verplichtingen omvatten en tevens voorzien in de mogelijkheid gemeenschappelijk op te treden. Over de uitvoering van de overeenkomsten wordt op gezette tijden overleg gepleegd.

2.

Toelichting Nederlandse regering

Het Grondwettelijk Verdrag besteedt apart aandacht aan de betrekkingen van de Unie met haar naaste omgeving (artikel I-57). Dit was in de voorgaande verdragen niet het geval.

Artikel I-57 spreekt van de 'naaste omgeving' en de 'naburige staten'. Deze begrippen zijn met opzet niet nader gespecificeerd omdat met iedere uitbreiding van de Unie ook haar naburige staten kunnen veranderen.

De Raad bepaalt met welke landen in het kader van het nabuurschapsbeleid wordt samengewerkt. Het nabuurschap beslaat in zijn huidige vorm zestien landen en gebieden ten oosten en zuiden van de Unie. Het nabuurschapsbeleid staat nadrukkelijk los van het perspectief op lidmaatschap, dat wordt besproken in artikel I-58. Samenwerking in het kader van het nabuurschapsbeleid is dan ook geen automatisch voorportaal voor lidmaatschap van de Unie.

Volgens het eerste lid van artikel I-57 ontwikkelt de Unie bijzondere betrekkingen met de naburige staten, gericht op het tot stand brengen van welvaart en een goed nabuurschapsbeleid. Dat nabuurschapsbeleid stoelt op de waarden van de Unie en wordt gekenmerkt door nauwe en vreedzame betrekkingen die gebaseerd zijn op onderlinge samenwerking.

Met dit artikel krijgt het zich ontwikkelende Europese nabuurschapsbeleid een eigen rechtsbasis. Het tweede lid van artikel I-57 voorziet bovendien in het sluiten van specifieke overeenkomsten met naburige staten. Die overeenkomsten kunnen wederkerige rechten en verplichtingen omvatten en tevens voorzien in de mogelijkheid gemeenschappelijk op te treden.

Het tweede lid van artikel I-57 verschaft de Unie niet zozeer een geheel nieuwe rechtsbasis. Het Grondwettelijk Verdrag voorziet immers al in de artikelen III-323 en III-324 in het sluiten van overeenkomsten met derde landen. Maar artikel I-57 benadrukt, door de plaats van dit artikel in het Grondwettelijk Verdrag, dat de Unie juist aan de bijzondere relaties met haar buren ook via overeenkomsten nader invulling kan geven. Krachtens Verklaring 11 zal daarbij rekening worden gehouden met de bij bijzondere situatie van de staten met een klein grondgebied die specifieke nabuurschapsbetrekkingen met de Unie onderhouden.

3.

Toelichting Belgische regering

Artikel I-57 introduceert een nieuw begrip in de Grondwet, waarbij de Unie een bevoorrechte relatie kan onderhouden met de naburige landen.

Dit begrip vormt een alternatief voor toetreding dat zou kunnen worden voorgesteld aan landen die zich niet bij de Unie wensen aan te sluiten of waarvan de kandidatuur niet ontvankelijk is verklaard.

Met deze landen kunnen specifieke overeenkomsten worden gesloten.

4.

Ontwikkeling artikel

2003
  • 1. 
    De Unie ontwikkelt bijzondere betrekkingen met de naburige staten, die erop gericht zijn een ruimte van welvaart en goed nabuurschap tot stand te brengen welke gekenmerkt wordt door nauwe en vreedzame betrekkingen die gebaseerd zijn op onderlinge samenwerking.
  • 2. 
    Hiertoe kan de Unie kan met de betrokken staten specifieke overeenkomsten sluiten en uitvoeren, overeenkomstig het bepaalde in artikel X van Deel II van de Grondwet. De overeenkomsten kunnen wederkerige rechten en verplichtingen omvatten en tevens voorzien in de mogelijkheid gemeenschappelijk op te treden. Over de uitvoering ervan wordt op gezette tijden overleg gepleegd.

5.

Toelichting

Lid 1

Dit lid is de verwoording van het voornemen van de Unie om een buurlandenbeleid te ontwikkelen. De huidige verdragen bevatten daar geen gelijkwaardig(e) artikel/bepalingen voor, alhoewel de beschrijving in dit lid zonder meer kan worden toegepast op de huidige situatie (de Unie onderhoudt reeds verdragsrelaties met de meeste van haar directe buren). De voorgestelde tekst biedt een ruim maar samenhangend kader voor de betrekkingen met de buren van de Unie.

Lid 2

In dit lid zijn de beleidsinstrumenten enigszins gedetailleerder weergegeven. Uitgangspunt is het bestaande artikel 310 VEG (Associatieovereenkomsten), hoewel in de tekst wordt verwezen naar Deel II van de Grondwet voor de gedetailleerde bepalingen betreffende de onderhandelingen en de uitvoering. De verwijzing naar wederkerige rechten en verplichtingen komt uit artikel 310 VEG (bestaande tekst: "De Gemeenschap kan met een of meer staten of internationale organisaties akkoorden sluiten waarbij een associatie wordt ingesteld die wordt gekenmerkt door wederkerige rechten en verplichtingen, gemeenschappelijk optreden en bijzondere procedures."). Het regelmatige overleg in de laatste zin vindt in het kader van Associatieovereenkomsten gewoonlijk plaats via de instelling van structurele betrekkingen (bijvoorbeeld Associatieraad/comité).

2003
  • 1. 
    De Unie ontwikkelt bijzondere betrekkingen met de naburige staten, die erop gericht zijn een ruimte van welvaart en goed nabuurschap tot stand te brengen welke stoelt op de waarden van de Unie en gekenmerkt wordt door nauwe en vreedzame betrekkingen die gebaseerd zijn op onderlinge samenwerking.
  • 2. 
    Hiertoe kan de Unie met de betrokken staten specifieke overeenkomsten sluiten en uitvoeren, overeenkomstig het bepaalde in artikel III.226 (ex-artikel 33) van Deel III van de Grondwet. De overeenkomsten kunnen wederkerige rechten en verplichtingen omvatten en tevens voorzien in de mogelijkheid gemeenschappelijk op te treden. Over de uitvoering ervan wordt op gezette tijden overleg gepleegd.
2003
  • 1. 
    De Unie ontwikkelt met de naburige staten bijzondere betrekkingen, die erop gericht zijn een ruimte van welvaart en goed nabuurschap tot stand te brengen welke stoelt op de waarden van de Unie en gekenmerkt wordt door nauwe en vreedzame betrekkingen die gebaseerd zijn op onderlinge samenwerking.
2003
  • 1. 
    De Unie ontwikkelt met de naburige staten bijzondere betrekkingen, die erop gericht zijn een ruimte van welvaart en goed nabuurschap tot stand te brengen welke stoelt op de waarden van de Unie en welke gekenmerkt wordt door nauwe en vreedzame betrekkingen die gebaseerd zijn op onderlinge samenwerking.
  • 2. 
    Te dien einde kan de Unie met de betrokken staten overeenkomsten sluiten. Die overeenkomsten kunnen wederkerige rechten en verplichtingen omvatten en tevens voorzien in de mogelijkheid gemeenschappelijk op te treden. Over de uitvoering van de overeenkomsten wordt op gezette tijden overleg gepleegd.

Verklaring voor de slotakte ad artikel I-56 [De kleine buurstaten van de Unie]

De Unie houdt rekening met de bijzondere situatie van de staten met een klein grondgebied die specifieke nabuurschapsbetrekkingen met haar onderhouden.

 

Noot PDC, verwant artikel

Artikel III-227: Procedures bij het afsluiten van internationale overeenkomsten

2004
  • 1. 
    De Unie ontwikkelt met de naburige landen bijzondere betrekkingen, die erop gericht zijn een ruimte van welvaart en goed nabuurschap tot stand te brengen welke stoelt op de waarden van de Unie en welke gekenmerkt wordt door nauwe en vreedzame betrekkingen die gebaseerd zijn op samenwerking.
  • 2. 
    Voor de toepassing van lid 1 kan de Unie met de betrokken landen specifieke overeenkomsten sluiten. Die overeenkomsten kunnen wederkerige rechten en verplichtingen omvatten en tevens voorzien in de mogelijkheid gemeenschappelijk op te treden. Over de uitvoering van de overeenkomsten wordt op gezette tijden overleg gepleegd.