Artikel I-52: De status van kerken en van niet-confessionele organisaties

I-51
Artikel I-52
I-53

Inhoudsopgave van deze pagina:


  • 1. 
    De Unie eerbiedigt de status die kerken en religieuze verenigingen en gemeenschappen volgens het nationaal recht in de lidstaten hebben, en doet daaraan geen afbreuk.
  • 2. 
    De Unie eerbiedigt tevens de status die de levensbeschouwelijke en niet-confessionele organisaties volgens het nationaal recht hebben.
  • 3. 
    De Unie voert een open, transparante en regelmatige dialoog met die kerken en organisaties, onder erkenning van hun identiteit en hun specifieke bijdrage.
 

1.

Toelichting Nederlandse regering

Deze bepaling bouwt voort op de Verklaring betreffende de status van kerken en niet-confessionele organisaties, die aan het Verdrag van Amsterdam is gehecht (Verklaring 11 bij het Verdrag van Amsterdam).

De Unie eerbiedigt en doet geen afbreuk aan de status die kerken, religieuze verenigingen en gemeenschappen, alsmede levensbeschouwelijke en niet-confessionele organisaties krachtens het nationale recht in de lidstaten genieten. Daaraan is toegevoegd een derde lid over de dialoog van de Europese instellingen met die kerken en organisaties.

2.

Toelichting Belgische regering

Conform de eerste twee leden van artikel I-52 moet de Unie de status eerbiedigen die kerken en nietconfessionele organisaties volgens het nationaal recht hebben.

Deze bepaling, die al weer te vinden was in een verklaring gehecht aan het Verdrag van Amsterdam, wordt nu in het Verdrag opgenomen.

Het derde lid voorziet bovendien in een transparante en regelmatige dialoog met die kerken en organisaties.

Deze verwijzing werd uiteindelijk opgenomen, tegen het advies van de Belgische regering in. Daarentegen merken we dat een verwijzing naar de christelijke traditie, die sommigen in de Preambule wilden vermelden, niet werd opgenomen.

3.

Ontwikkeling artikel

2003
  • 1. 
    De Europese Unie eerbiedigt en doet geen afbreuk aan de status die kerken en religieuze verenigingen en gemeenschappen volgens het nationale recht in de lidstaten hebben.
  • 2. 
    De Europese Unie eerbiedigt evenzeer de status van levensbeschouwelijke en niet-confessionele organisaties.
  • 3. 
    De Europese Unie voert een regelmatige dialoog met die kerken en organisaties, met inachtneming van hun identiteit en hun specifieke bijdrage.

4.

Toelichting

  • 1. 
    De leden 1 en 2 zijn een letterlijke weergave van de tekst van Verklaring nr. 11 betreffende de status van kerken en niet-confessionele organisaties, die aan het Verdrag van Amsterdam is gehecht.
2003
  • 1. 
    De Unie eerbiedigt de status die kerken en religieuze verenigingen en gemeenschappen volgens het nationale recht in de lidstaten hebben, en doet daaraan geen afbreuk.
  • 2. 
    De Unie eerbiedigt evenzeer de status van levensbeschouwelijke en niet-confessionele organisaties.
  • 3. 
    De Unie voert een open, transparante en regelmatige dialoog met die kerken en organisaties, met inachtneming van hun identiteit en hun specifieke bijdrage.
2003
  • 1. 
    De Unie eerbiedigt de status die kerken en religieuze verenigingen en gemeenschappen volgens het nationale recht in de lidstaten hebben, en doet daaraan geen afbreuk.
  • 2. 
    De Unie eerbiedigt tevens de status van levensbeschouwelijke en niet-confessionele organisaties.
  • 3. 
    De Unie voert een open, transparante en regelmatige dialoog met die kerken en organisaties, onder erkenning van hun identiteit en hun specifieke bijdrage.
2003
  • 1. 
    De Unie eerbiedigt de status die kerken en religieuze verenigingen en gemeenschappen volgens het nationale recht in de lidstaten hebben, en doet daaraan geen afbreuk.
  • 2. 
    De Unie eerbiedigt tevens de status die levensbeschouwelijke en niet-confessionele organisaties krachtens het nationaal recht genieten.
  • 3. 
    De Unie voert een open, transparante en regelmatige dialoog met die kerken en organisaties, onder erkenning van hun identiteit en hun specifieke bijdrage.
2004
  • 1. 
    De Unie eerbiedigt de status die kerken en religieuze verenigingen en gemeenschappen volgens het nationaal recht in de lidstaten hebben, en doet daaraan geen afbreuk.
  • 2. 
    De Unie eerbiedigt tevens de status die de levensbeschouwelijke en niet-confessionele organisaties volgens het nationaal recht hebben.
  • 3. 
    De Unie voert een open, transparante en regelmatige dialoog met die kerken en organisaties, onder erkenning van hun identiteit en hun specifieke bijdrage.