1.

Toelichting Nederlandse regering

In de Conventie is in een aparte werkgroep gesproken over de rechtspersoonlijkheid van de Unie. Daar bestond brede overeenstemming over het toekennen van expliciete rechtspersoonlijkheid aan de Unie. In de oorspronkelijke verdragen beschikte slechts de EG expliciet over rechtspersoonlijkheid (artikel 281 EG-Verdrag). In het EU-Verdrag was dit niet expliciet opgenomen ten aanzien van de Unie. Niettemin had ook de Europese Unie de facto rechtspersoonlijkheid. Zo is de Unie op grond van artikel 24 EU-Verdrag partij geworden bij enkele verdragen.

In de Conventie bestond ruime steun om de rechtspersoonlijkheid van de Unie expliciet in het Grondwettelijk Verdrag op te nemen.

De regering heeft zich steeds op het standpunt gesteld dat de Unie over rechtspersoonlijkheid zou moeten beschikken. Bovendien is gepleit voor het opnemen van één set doelstellingen van de Unie die alomvattend is. Ten slotte heeft de regering ervoor geijverd om het primaat van het Unierecht ondubbelzinnig in het Verdrag te verankeren. Deze inzet is gerealiseerd. De regering is dan ook tevreden over het resultaat terzake.

2.

Toelichting Belgische regering

De toekenning van rechtspersoonlijkheid aan de Unie vormt een essentiële evolutie.

In de huidige structuur bestaan drie verdragen naast elkaar : Het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap (VEG), het Euratom-verdrag en het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) (1). De Europese Gemeenschap en Euratom hebben rechtspersoonlijkheid, zoals in hun oprichtingsverdragen is voorzien.

De verdragen verleenden de Europese Unie echter geen (expliciete) rechtspersoonlijkheid.

Dit leidde tot een juridische controverse waarbij sommigen de Unie aanzagen als een functionele, impliciete rechtspersoon en anderen de rechtspersoonlijkheid niet aanvaardden.

De Grondwet maakt een einde aan deze controverse. De Unie zal zich daardoor op internationaal vlak beter kunnen doen gelden, vooral bij internationale onderhandelingen. Zo zal de Unie internationale akkoorden kunnen sluiten en lid kunnen worden van internationale organisaties.

De afzonderlijke rechtspersoonlijkheid van Euratom wordt behouden.

(1) Het EGKS-verdrag is afgelopen op 1 januari 2003.

3.

Ontwikkeling artikel

1953

De Gemeenschap bezit rechtspersoonlijkheid.

In het internationale verkeer bezit de Gemeenschap de rechtsmacht die nodig is voor het uitoefenen van haar taak en voor het bereiken van haar doelstellingen.

In elk van de deelnemende Staten bezit de Gemeenschap de meest omvattende handelingsbevoegdheid, die door het nationale recht is toegekend aan rechtspersonen. Zij kan met name onroerende en roerende goederen verwerven en vervreemden en in rechten optreden.

De Gemeenschap geniet, op het grondgebied van de deelnemende Staten, de voor de uitoefening van haar taken nodige immuniteiten en voorrechten, overeenkomstig de in een toegevoegd Protocol omschreven bepalingen.

1984

De Unie bezit rechtspersoonlijkheid. In elk der Lid-Staten heeft de Unie de ruimste handelingsbevoegdheid welke door de nationale wetgevingen aan rechtspersonen wordt toegekend; zij kan met name roerende en onroerende goederen verkrijgen of vervreemden en in rechte optreden. Ten aanzien van de internationale betrekkingen bezit de Unie de noodzakelijke handelingsbevoegdheid om haar taken te vervullen en haar doelstellingen te bereiken.

2003

De Unie beschikt over rechtspersoonlijkheid.

4.

Toelichting

Overeenkomstig de aanbeveling van werkgroep III (CONV 305/02) wordt in dit artikel de rechtspersoonlijkheid van de Unie verankerd.

Een artikel over de handelingsbevoegdheid van de Unie (zie artikel 282 VEG) zal wegens het zeer technische karakter ervan in het tweede deel van het Constitutionele Verdrag moeten worden opgenomen.

2003

De Unie heeft rechtspersoonlijkheid.

2003

De Unie bezit rechtspersoonlijkheid.

2003

De Unie bezit rechtspersoonlijkheid.

2004

De Unie bezit rechtspersoonlijkheid.