De rol van de Nationale parlementen in de Europese Unie

Protocol betreffende de rol van de Nationale parlementen in de Europese Unie

DE HOGE VERDRAGSLUITENDE PARTIJEN,

ERAAN HERINNEREND dat de wijze waarop de afzonderlijke nationale parlementen de controle uitoefenen op hun eigen regering met betrekking tot de activiteiten van de Unie, valt onder de eigen constitutionele inrichting en praktijk van de lidstaten,

GELEID DOOR DE WENS om evenwel een grotere betrokkenheid van de nationale parlementen bij de activiteiten van de Europese Unie te stimuleren en hun betere mogelijkheden te bieden om hun zienswijze te uiten over de wetgevingsvoorstellen en over andere aangelegenheden die voor hen van bijzonder belang kunnen zijn,

HEBBEN OVEREENSTEMMING BEREIKT omtrent de volgende bepalingen, die aan de Grondwet worden gehecht:

1.

Informatie voor de nationale parlementen van de lidstaten

  • 1. 
    Alle discussiedocumenten van de Europese Commissie (groenboeken, witboeken en mededelingen) worden bij hun publicatie rechtstreeks door de Commissie aan de nationale parlementen van de lidstaten toegezonden. Tevens zendt de Commissie het jaarlijkse wetgevingsprogramma en alle andere wetgevingsvoorstellen en teksten met betrekking tot beleidsstrategie die zij eventueel indient bij het Europees Parlement en de Raad van Ministers, tegelijkertijd toe aan de nationale parlementen van de lidstaten.
  • 2. 
    Alle tot het Europees Parlement en de Raad van Ministers gerichte wetgevingsvoorstellen worden tegelijkertijd aan de nationale parlementen van de lidstaten toegezonden.
  • 3. 
    De nationale parlementen van de lidstaten kunnen de voorzitter van het Europees Parlement, van de Raad van Ministers en van de Europese Commissie een met redenen omkleed advies toezenden betreffende de overeenstemming van een wetgevingsvoorstel met het subsidiariteitsbeginsel, volgens de procedure van het protocol betreffende de toepassing van het subsidiariteits- en het evenredigheidsbeginsel.
  • 4. 
    Er dient een periode van zes weken te verstrijken tussen het ogenblik waarop een wetgevingsvoorstel door de Europese Commissie aan het Europees Parlement, de Raad van Ministers en de nationale parlementen van de lidstaten in de officiële talen van de Europese Unie beschikbaar wordt gesteld, en de datum waarop het met het oog op de vaststelling ervan of op de vaststelling van een standpunt in het kader van een wetgevingsprocedure op de agenda van de Raad van Ministers wordt geplaatst, behoudens uitzonderingen vanwege de urgentie van de zaak, waarvoor de redenen in de handeling of het standpunt van de Raad van Ministers moeten worden aangegeven. Behalve in naar behoren gemotiveerde dringende gevallen kan tijdens deze zes weken niet worden vastgesteld dat er over een wetgevingsvoorstel een akkoord bestaat. Tussen de plaatsing van een voorstel op de agenda van de Raad van Ministers en de vaststelling van diens standpunt moeten tien dagen verstrijken.
  • 5. 
    De agenda's en de resultaten van de Raadszittingen, waaronder begrepen de notulen van de Raadszittingen waarin over wetgevingsvoorstellen is beraadslaagd, worden rechtstreeks meegedeeld aan de nationale parlementen van de lidstaten, tegelijkertijd met de toezending aan de regeringen van de lidstaten.
  • 6. 
    Indien de Europese Raad artikel I-24, lid 4, eerste alinea, van de Grondwet wil toepassen, worden de nationale parlementen op de hoogte gebracht voordat een beslissing wordt genomen.

    Indien de Europese Raad artikel I-24, lid 4, eerste alinea, wil toepassen, worden de nationale parlementen ten minste vier maanden voordat een beslissing wordt genomen, op de hoogte gebracht.

  • 7. 
    De Rekenkamer zendt haar jaarverslag ter informatie toe aan de nationale parlementen van de lidstaten, tegelijkertijd met de toezending ervan aan het Europees Parlement en de Raad van Ministers.
  • 8. 
    Wanneer het nationale parlementaire stelsel niet uit één kamer bestaat, gelden de artikelen 1 tot en met 7 voor de kamers waaruit het parlement bestaat.

II. Samenwerking tussen parlementen

  • 9. 
    Het Europees Parlement en de nationale parlementen onderzoeken samen hoe binnen de Europese Unie de samenwerking tussen de verschillende parlementen op efficiënte en regelmatige wijze georganiseerd en gestimuleerd kan worden.
  • 10. 
    De Conferentie van commissies voor Europese aangelegenheden kan iedere door haar passend geachte bijdrage ter attentie van het Europees Parlement, de Raad van Ministers en de Europese Commissie leveren. Deze Conferentie bevordert voorts de uitwisseling van informatie en beste praktijken tussen de parlementen van de lidstaten en het Europees Parlement, alsook tussen hun respectieve gespecialiseerde commissies. De Conferentie kan ook interparlementaire conferenties over specifieke onderwerpen organiseren, met name om vraagstukken op het gebied van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid en het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid te bespreken. De bijdragen van de Conferentie binden de nationale parlementen niet en laten hun standpunt onverlet.