I-8: Het burgerschap van de Unie
-
1.
Eenieder die de nationaliteit van een lidstaat bezit, is burger van de Unie. Het burgerschap van de Unie staat naast het nationale burgerschap en treedt niet in de plaats daarvan.
-
2.
De burgers van de Unie genieten de rechten en hebben de plichten die in deze Grondwet zijn neergelegd. Zij hebben:
-
-
het recht zich vrij op het grondgebied van de lidstaten te verplaatsen en er vrij te verblijven;
-
-
het actief en passief kiesrecht bij de verkiezingen voor het Europees Parlement en bij de gemeenteraadsverkiezingen in de lidstaat waar zij verblijven, onder dezelfde voorwaarden als de onderdanen van die staat;
-
-
het recht om, op het grondgebied van een derde land waar de lidstaat waarvan zij onderdaan zijn, niet vertegenwoordigd is, de bescherming van de diplomatieke en consulaire instanties van iederea ndere lidstaat te genieten onder dezelfde voorwaarden als de onderdanen van die lidstaat;
-
-
het recht om verzoekschriften tot het Europees Parlement te richten, zich tot de ombudsman van de Unie te wenden, alsook de Instellingen en de adviesorganen van de Unie in een van de officiële talen van de Unie aan te schrijven en in die taal antwoord te krijgen.