Uijl, Johannes Marten den (1919-1987)

 
English | Nederlands

UIJL, Johannes Marten den (1919-1987)

Uijl, Johannes Marten den, (bekend onder de naam Den Uyl), Tweede-Kamerlid, minister en minister-president (Hilversum 9-8-1919 - Amsterdam 24-12-1987). Zoon van Johannes den Uijl, winkelier, en Agatha Hendrika van Leeuwen. Gehuwd op 30-8-1944 met Elisabeth Jacoba van Vessem. Uit dit huwelijk werden 3 zoons en 4 dochters geboren.

afbeelding van Uijl, Johannes Marten den Joop den Uyl groeide op in een gereformeerd en antirevolutionair middenstandsgezin, waarvan de vader, die een mandenwinkel dreef, in 1929 overleed. Hij bezocht de gereformeerde lagere school en het Christelijk Lyceum in Hilversum en studeerde daarna economie aan de Universiteit van Amsterdam, waar hij in 1942 het doctoraal examen aflegde. Van 1943 tot 1945 was hij ambtenaar bij het Rijksbureau Prijsvorming voor chemische produkten. Als student aanvankelijk nog overtuigd gereformeerd, raakte hij daarna geleidelijk van zijn geloof los om er in 1944 volledig mee te breken; sindsdien noemde hij zich agnosticus. Inmiddels was Den Uyls belangstelling voor socialistische denkbeelden gewekt. In een discussieclub rond G.A. van Oorschot kon hij die belangstelling bevredigen, en samen met deze Amsterdamse uitgever werkte hij vanaf 1944 mee aan enige illegale publikaties.

Na de bevrijding was Den Uyl eerst sociaal redacteur van het dagblad Het Parool en vanaf de herfst van 1945 tot eind 1948 redacteur binnenland van Vrij Nederland . Dit weekblad voer toen onder hoofdredactie van H.M. van Randwijk een radicaal-linkse koers en volgde de eerste naoorlogse regeringen vooral ten aanzien van de Indonesië-politiek zeer kritisch. Anders dan Van Randwijk, die partijloos bleef, sloot Den Uyl zich echter direct na de oprichting in 1946 bij de Partij van de Arbeid (PVDA) aan.

Van 1949 tot 1962 was Den Uyl directeur van de Wiardi Beckman Stichting (WBS), het wetenschappelijk bureau van de PVDA. In deze functie was hij onder meer de hoofdauteur van het rapport De weg naar vrijheid uit 1951 en de voornaamste inspirator van de in 1963 verschenen brochurereeks Om de kwaliteit van het bestaan . Cumulatie van functies was in de PVDA in die jaren nog in ruime mate toegestaan, en dus verenigde Den Uyl sedert 1953 zijn WBS-functie met een zetel in de Amsterdamse gemeenteraad - van 1957 tot 1962 trad hij hier op als fractievoorzitter - en sinds 6 november 1956 tevens met het lidmaatschap van de Tweede Kamer. Aan deze overladen combinatie kwam een einde toen Den Uyl zich, in november 1962, liet verkiezen tot wethouder van Amsterdam, waarna hij het WBS-directeurschap en op 4 juni 1963 ook het kamerlidmaatschap neerlegde.

Als wethouder had Den Uyl onder andere publieke werken, stadsontwikkeling en economische aangelegenheden in zijn portefeuille. De toekomst van Amsterdam baarde hem grote zorgen, en hij heeft hardnekkig en met succes gevochten voor wat hij als het belang van de stad zag: de IJ-tunnel, de Bijlmermeer, de uitbreiding van Schiphol en het aantrekken van buitenlandse bedrijven als Mobil Oil en IBM). Vooral dit laatste bracht hem in conflict met radicaler linkse stromingen. Voor Den Uyl stond echter in die tijd nog vast dat economische groei de onmisbare voorwaarde was voor groter welzijn.

Op 14 april 1965 verruilde Den Uyl zijn Amsterdamse wethouderspost voor het ministerschap van Economische Zaken in het kabinet-Cals. Hij was op dat moment bekender als bekwaam bestuurder dan als de politicus die hij in wezen toen al was. Min of meer toevallige omstandigheden brachten hem in één grote sprong naar de top van de Nederlandse politiek. Het kabinet-Cals - het eerste na 1958 waaraan de PVDA deelnam - was vanaf het begin impopulair bij een groot deel van de partijaanhang. Maar Den Uyl was de enige van de vijf socialistische ministers die de goedkeuring van de achterban verwierf door zijn krachtige opstelling tegenover de oliemaatschappijen in de strijd om het staatsaandeel in de opbrengst van de olie- en aardgaswinning. De door hem aangekondigde sluiting van de Limburgse mijnen, met de toezegging van vervangende werkgelegenheid, werd in Limburg weinig gewaardeerd, maar daarbuiten door velen als een moedige daad geprezen.

Toen na de val van het kabinet-Cals in de 'nacht van Schmelzer' - 14 oktober 1966 - nieuwe verkiezingen nodig bleken, viel dan ook op Den Uyl de keus als lijstaanvoerder in alle kieskringen. Daarbij werd voorbijgegaan aan A. Vondeling, die tot 1965 een populaire fractievoorzitter was geweest, maar het daarna als minister van Financiën naar veler mening slecht had gedaan. Ook Den Uyl kon echter niet verhinderen dat zijn partij op 15 februari 1967 een zware nederlaag leed: zij verloor 6 van haar 43 Tweede-Kamerzetels. Op 22 oktober droeg Den Uyl zijn ministersportefeuille over en werd hij fractievoorzitter en daarmee de feitelijke politieke leider van zijn partij.

In de eerste vijf jaar werd Den Uyls leiderschap zwaar op de proef gesteld door het optreden van 'Nieuw Links', de in september 1966 gestarte vernieuwingsbeweging binnen de PVDA, onder leiding van onder anderen A.A. van der Louw, J. van den Doel en J.C.J. Lammers. Den Uyl had grote bezwaren tegen de stijl van optreden der 'nieuw-linksers' en ook tegen veel van hun denkbeelden, die hij modieus en onrijp achtte. Tegelijkertijd besefte hij ook het gevaar van verstarring en voelde hij scherp aan dat 'Nieuw Links' in de partij op veel sympathie kon rekenen, ook onder de oudere leden. Behoud van de eenheid van de PVDA was hem altijd een hoge prijs waard. In plaats van de confrontatie zocht hij dan ook de dialoog met de 'nieuw-linksers', die van 1969 af in bestuur en fracties doordrongen. Een dieptepunt bereikte de verhouding tussen 'Nieuw Links' en Den Uyl in mei/juni 1969 naar aanleiding van de bezetting van het Amsterdamse 'Maagdenhuis' door studenten. Daarna nam de spanning geleidelijk af.

Na een vergeefse poging van 'nieuw-linksers' eind 1970 het lijstaanvoerderschap per kieskring te doen variëren, zou Den Uyl van 1971 af tot zijn dood bij alle Tweede-Kamerverkiezingen als enige lijstaanvoerder van de PVDA optreden. De grote meerderheid van de partij stond achter de in 1971 en 1972 met Democraten '66 (D'66) en de Politieke Partij Radicalen (PPR) gesloten verkiezingsakkoorden met de daarbij gevormde 'schaduwkabinetten' onder leiding van Den Uyl als kandidaat-premier. Goede verkiezingsuitslagen in deze jaren - het zeteltal van de PVDA kwam ten slotte terug op 43 - versterkten zijn prestige. Wel bestaat er nog steeds verschil van mening over de vraag, of Den Uyl daarbij te veel concessies aan 'Nieuw Links' heeft gedaan. Tegen congresvoorstellen van 'nieuw-linkse' kant liet hij - wellicht tegen zijn innerlijke overtuiging in - soms verzet achterwege, wanneer hij dat tot mislukken gedoemd achtte, bijvoorbeeld bij de motie-Lammers in 1969, waarin regeringssamenwerking met de Katholieke Volkspartij (KVP) bij voorbaat werd afgewezen. Tegenover elk streven om het socialisme anders dan met democratische middelen te bereiken nam hij evenwel steeds standvastig stelling, het duidelijkst in zijn artikel 'De smalle marge van democratische politiek' (in Socialisme en Democratie 27 (1970) 299-320).

Ondertussen dreigde de polarisatiestrategie van de PVDA ten aanzien van de confessionele partijen Nederland in een politieke impasse te brengen. In 1972 zou een formatie van zes maanden ten slotte leiden tot de vorming van het kabinet-Den Uyl, waarin naast ministers uit PVDA, PPR en D'66 ook vier KVP'ers en twee antirevolutionairen waren opgenomen. De PVDA-leiding presenteerde dit kabinet als 'een rood kabinet met een witte rand'; een tactloosheid jegens de zes confessionele ministers, die zich later zou wreken.

'Spreiding van inkomen, kennis en macht', aldus formuleerde Den Uyl de doelstelling van zijn kabinet. De omstandigheden waaronder het moest werken, waren echter niet gunstig voor de uitvoering van dit program. Nederlands houding in de Arabisch-Israëlische oorlog van oktober 1973 lokte van Arabische zijde een olieboycot uit, die tot allerlei noodmaatregelen noopte. Ook nadat de acute oliecrisis was geluwd, bleef de economische ontwikkeling ongunstig. Diverse gijzelingsacties eisten de aandacht van het kabinet op. In 1976 was er de zogeheten Lockheed-affaire rondom prins Bernhard. Desondanks heeft Den Uyl vooral op het gebied van de inkomensspreiding veel gedaan, onder meer door een drastische verhoging van uitkeringen en minimumlonen. Zelf zag Den Uyl achteraf de in korte tijd tot stand gebrachte onafhankelijkheid van Suriname als zijn belangrijkste prestatie als premier.

Opmerkelijk is dat Den Uyl in zijn denkbeelden eerder gematigd en realistisch was dan radicaal. Vanaf 1975 kwam er ook een duidelijke kentering in zijn economische politiek: van bewuste opvoering der binnenlandse bestedingen naar beperking van de groei der overheidsuitgaven. Zijn persoonlijk optreden had niettemin een polariserend effect. Terwijl hij zich met succes opwierp als verdediger van 'de kleine man', stootte hij de ondernemers van zich af door gebrek aan belangstelling voor hun zienswijze. In de ministerraad domineerde hij zeer sterk en was hij meer de felle vechter voor eigen standpunten dan de samenbindende leider. Tegenstellingen binnen het kabinet kon hij moeilijk beheersen, en vooral tussen hem en de katholieke vice-premier, A.A.M. van Agt, werd de verhouding steeds moeilijker. In maart 1977 viel het kabinet vroegtijdig uiteen door de weigering van Van Agt als minister van Justitie een mede door hem ondertekend wetsontwerp over onteigening van landbouwgrond te verdedigen. Als demissionair premier moest Den Uyl daarop nog in mei/juni 1977 samen met Van Agt de geruchtmakende treinkaping door Molukkers bij het noorddrenthse De Punt na drie weken met militair geweld doen beëindigen.

De kamerverkiezingen van 25 mei 1977 werden een opzienbarend succes voor de PVDA, die haar zetelaantal van 43 naar 53 zag stijgen, en een nieuw kabinet onder Den Uyls leiding leek voor de hand te liggen. Ondanks zes maanden onderhandelen kwam het daar echter niet van. De inmiddels in het Christen Democratisch Appèl (CDA) verenigde confessionelen wilden niet nog eens als 'witte rand' fungeren. Een kabinet van christen-democraten en liberalen onder leiding van Van Agt en H. Wiegel trad op 19 december 1977 aan. Vier weken later keerde Den Uyl terug in de Tweede Kamer, waar hij weer fractievoorzitter werd.

De jaren als minister-president zijn, zo kan men achteraf vaststellen, Den Uyls grootste tijd geweest. Dat het premierschap in 1977 niet werd verlengd, is voor hem een bittere teleurstelling geweest. Als oppositieleider was zijn optreden van 1978 tot 1981 niet erg indrukwekkend, waarbij hij op pijnlijke wijze moest ondervinden in de eigen partij opnieuw op de rechtervleugel te zijn beland. Den Uyl verzette zich met kracht tegen voorstellen om Nederland eenzijdig de kernbewapening te laten afschaffen. Op het verkiezingscongres van de PVDA in februari 1981 ging hij de confrontatie met de atoompacifisten aan en kreeg hij zijn zin: een grote meerderheid van het congres durfde de verkiezingsstrijd 'zonder Joop' niet aan.

De kamerverkiezingen van 26 mei 1981 brachten enerzijds voor de PVDA een terugval van 53 naar 44 zetels, anderzijds verloren het CDA en de Volkspartij voor Vrijheid en Democratie (VVD) samen de meerderheid. Daar de grote winnaar D'66 niet met 'centrum-rechts' wilde regeren was een nieuw kabinet met de PVDA dus onontkoombaar. Na moeizame onderhandelingen trad op 11 september 1981 het tweede kabinet-Van Agt - met CDA, PVDA en D'66 als regeringspartijen - in functie; het heeft het acht maanden uitgehouden, en het is zowel in de Nederlandse parlementaire geschiedenis als in Den Uyls loopbaan een pijnlijke episode geworden.

Dat de PVDA met alle geweld Den Uyl als vice-premier onder Van Agt wilde hebben, was niet verstandig: hij was geen man om de tweede viool te spelen, en zeker niet onder Van Agt. Daarnaast was Den Uyl belast met de zware portefeuille van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, en ook dat pakte ongelukkig uit. Zijn uitgangspunt - investeringen richten op het scheppen van werkgelegenheid in plaats van economisch rendement - bracht hem in conflict met de D'66'er J.C. Terlouw, de minister van Economische Zaken. Bovendien joeg hij de vakbeweging tegen zich in het harnas door een voorstel de Ziektewet te wijzigen, waardoor de uitkeringen bij ziekte zouden worden verlaagd. Bij leden en aanhang van de PVDA ging dit kabinet van 'bezuinigers' op steeds meer weerstand stuiten.

Toen bij de Provinciale Statenverkiezingen van maart 1982 de steun voor de socialisten van 28,2 % naar 21,7 % bleek te zijn gedaald, was voor het partijbestuur de maat vol. Begin mei boden de door de PVDA afgewezen bezuinigingsvoorstellen van Van Agt de gezochte aanleiding, en op 11 mei traden de socialistische bewindslieden uit het kabinet. Een overgangskabinet-Van Agt III, bestaande uit CDA en D'66, schreef verkiezingen uit voor 8 september 1982. Den Uyl werd opnieuw lijstaanvoerder en wist zijn partij nogmaals een electoraal succes te bezorgen: zij herstelde zich volledig van de klap in maart en won drie kamerzetels erbij. Niettemin moest Den Uyl weer plaatsnemen op de oppositiebanken.

Bij de verkiezingen van mei 1986 werd besloten Den Uyl, al was hij toen de 65 gepasseerd, nog eenmaal als algemeen lijstaanvoerder te doen optreden. Deze verkiezingen leverden een naar omstandigheden wat tegenvallende winst op - van 47 naar 52 zetels -, maar het CDA werd de grote winnaar. Ook in 1986 bleef de PVDA buiten de regering. Den Uyl droeg na korte tijd het fractievoorzitterschap over aan de reeds in de verkiezingscampagne als opvolger gepresenteerde W. Kok; zelf bleef hij lid van de Tweede Kamer, maar speelde daar geen vooraanstaande rol meer. Toen de pers omstreeks 20 oktober 1987 het bericht bracht dat Den Uyl aan een ongeneeslijke hersentumor leed, maakte dit algemeen diepe indruk, evenzeer als de moedige wijze waarop Den Uyl in de hem nog resterende twee maanden de dood tegemoet is gegaan.

Het geven van een evenwichtig oordeel over Den Uyls boeiende persoonlijkheid is moeilijk. Men is het over het algemeen wel eens over de eigenschappen die hem tot een politiek leider van formaat hebben gemaakt: grote intelligentie en werkkracht, doorzettingsvermogen, een fijn gevoel voor de politiek als 'vak', een in Nederland zeldzame combinatie van theoretische belangstelling - niet alleen voor economie, maar voor vele wetenschappen - en praktisch activisme en, achter dit alles, een grote sociale bewogenheid, die hem de politiek deed zien als een opdracht ten bate van 'de gewone mensen'. Het waren ten dele de tegenkanten van deze deugden die hem maakten tot een man die door zijn optreden weerstanden en irritaties wekte. Een zwak punt van Den Uyl was stellig dat hij slecht met andersdenkenden wist om te gaan. Zijn onbegrip voor de ondernemerswereld werd al genoemd, en de manier waarop een katholieke Brabander als Van Agt de politiek bedreef was hem een gruwel. Den Uyl werd geen samenbindende nationale figuur, zoals zijn voorganger Willem Drees. Wellicht moet hierin de voornaamste reden worden gezocht dat het, tot zijn grote verdriet, bij één kabinet-Den Uyl is gebleven. Dit neemt echter niet weg dat de bewogenheid en ernst waarmee hij zijn werk verrichtte, in het Nederlandse politieke leven een nieuw elan hebben gewekt, dat veel verder reikte dan Den Uyls geestverwanten.

A: Archief-J.M. den Uyl bij het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis te Amsterdam.

P: Behalve de in de tekst genoemde publikaties en talrijke artikelen in kranten en tijdschriften en brochures met de tekst van redevoeringen en rapporten: Inzicht en uitzicht. Opstellen over economie en politiek (Amsterdam, 1978); Tegen de stroom in (Amsterdam, 1981); De toekomst onder ogen. Beschouwingen over socialisme, economie en economische politiek (Amsterdam, 1986).

L: Behalve necrologieën en herdenkingsartikelen o.a. in NRC Handelsblad , 28-12-1987 en 31-12-1987; Het Parool , 28-12-1987; de Volkskrant , 28-12-1987; H[aagse] P[ost] , 9-1-1988; Vrij Nederland , 9-1-1988; D.F.J. Bosscher, in Jaarboek Documentatiecentrum Nederlandse Politieke partijen 1987 (Groningen, 1988) 58-65; Th.[J.A.M.] van Lier, in Socialisme en Democratie 45 (1988) 22: Hans van der Werf, Joop den Uyl. Profiel van een politicus (Baarn [1975]); De kleine stappen van het kabinet-Den Uyl. Gesprekken met PVDA-bewindslieden. Onder red. van Wouter Gortzak (Deventer, 1978); B.W. Schaper, 'Constructief leiderschap. Den Uyl als politicus en econoom', in Rekenschap 25 (1978) 175-183; Twee dingen...: Joop den Uyl geportretteerd door tijdgenoten . Samengest. door Aat de Kwant en Evert Mathies (Utrecht [etc.], 1981); Leon de Wolff, 'HP-dossier: Den Uyl en de PVDA 1967-1982', in H[aagse] P[ost] , 4-9-1982; Tekens in de tijd. 65 jaar Joop den Uyl . Onder red. van Leo Casteleijn [e.a.] (Amsterdam, 1984); Joop den Uyl. Politiek als hartstocht: een portret in twintig interviews . Samengest. door John Jansen van Galen en Bert Vuijsje (Weesp, 1985); Hans van Gerven en Bert Rijpert, 'Gesprek met J. den Uyl', in idem, Geweten op het Binnenhof (Hilversum [etc.], 1986) 62-79; Willem Breedveld, 'J.M. den Uyl, minister-president 1973-1977. Het taaie ongerief', in Voor de eenheid van beleid. Beschouwingen ter gelegenheid van vijftig jaar ministerie van Algemene Zaken ('s-Gravenhage, 1987) 229-237; Herinneringen aan Joop den Uyl: artikelen en interviews . Samengest. door Marja Wagenaar (Amsterdam, 1988); Joop den Uyl. Een leven in interviews . Samengest. door Max de Bok (Amsterdam, 1988); Wicher Schreuders, 'De econoom J.M. den Uyl', in Economisch Statistische Berichten 73 (1988) 3640 (20 jan.) 86-89; herdenkingsnummer van Voorwaarts. PVDA-opinieblad 8 (1988) nr. 6; 'Ter herinnering aan Joop den Uyl', themanummer van Socialisme en Democratie 46 (1989) nr. 1; D.[F.J.] Bosscher, 'J.M. den Uyl, the Dutch labour party and the concept of generation', in Generations in labour history . Onder red. van A. Blok [e.a.] (Amsterdam, 1989) 93-106; Liesbeth den Uyl, Alle verhalen (Utrecht [etc.], 1990); Peter L. Hupe, Om de kwaliteit van de macht. Het werkgelegenheidsbeleid van minister Den Uyl in vijfvoud beschouwd (Arnhem, 1992); J. van Tijn, 'De blocnotes en multomappen van Joop den Uyl', in Vrij Nederland , 1-5-1993.

I: ANP Historisch Fotoarchief, beeldnummer 43329 [Den Uyl in de Tweede Kamer in maart 1980].

A.A. de Jonge


Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).

Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 4 (Den Haag 1994)
Laatst gewijzigd op 12-11-2013