Andriessen, Wilhelmus Johannes (1894-1978)

 
English | Nederlands

ANDRIESSEN, Wilhelmus Johannes (1894-1978)

Andriessen, Wilhelmus Johannes (Jan), vakbondsman en politicus (Goor 24-2-1894 - Bunnik 18-6-1978). Zoon van Ludovicus Andriessen, metselaar, en Maria Hendrika Assink. Gehuwd op 3-9-1924 met Christina Maria Johanna Krispijn. Uit dit huwelijk werden 7 zoons en 3 dochters geboren. Na haar overlijden (25-5-1952) gehuwd op 12-6-1958 met Gerarda van Miltenburg. Uit dit huwelijk werden geen kinderen geboren. afbeelding van Andriessen, Wilhelmus Johannes

Andriessen moest als oudste van zeven kinderen de dag na zijn dertiende verjaardag aan het werk in de textielfabriek van de firma Jannink te Goor. Toen hij daar in 1911 na een conflict zijn ontslag had genomen kwam hij in het bouwvak, waarvoor hij zich zijn gehele leven is blijven interesseren. Zijn vorming kreeg hij na de lagere school geheel via interne cursussen in de katholieke arbeidersbeweging, die in Twente na de Enschedese kapelaansjaren van Alfons Ariëns (1886-1901) een sterke opkomst beleefde. Op zeventienjarige leeftijd was hij secretaris van de R.K. Werkliedenvereeniging in zijn geboorteplaats. In 1921 werd hij tweede voorzitter en op 13 maart 1924 voorzitter van de R.K. Bouwvakarbeidersbond St. Joseph. Ofschoon hij onder zijn medebestuurders verreweg de jongste was, kreeg Andriessen snel het nodige gezag, ook naar buiten, om zijn functie met vrucht te kunnen vervullen. Het voorzitterschap van de bond bleef hij waarnemen tot 1946, het jaar waarin hij voorzitter werd van de Katholieke Volkspartij (KVP). Vanaf 1926 was hij lid van het dagelijks bestuur en het verbondsbestuur van het R.K. Werkliedenverbond, wat hij, met een onderbreking gedurende de oorlogsjaren, is gebleven tot 1950.

Ook de politiek had al vroeg Andriessens belangstelling. Zijn geboorteplaats Goor was de eerste gemeente met een overwegend socialistische gemeenteraad. Andriessen en zijn makkers gingen de confrontatie met deze tegenstanders niet uit de weg, en zo was zijn eerste leerschool er een van verzet tegen het socialisme vanuit de gedachten die waren neergelegd in de encycliek Rerum Novarum (1891).

Van 1933 tot 1937 was Andriessen lid van de Eerste Kamer voor de Roomsch-Katholieke Staatspartij (RKSP). In het laatstgenoemde jaar wilde de kring Overijssel van de RKSP hem kandidaat stellen voor de Tweede Kamer, wat Andriessen na enige aarzeling en op aandringen van mr. C.M.J.F. Goseling accepteerde. Bovendien had hij toestemming gekregen om als kamerlid zijn vakbondsfunctie te behouden. In de Tweede Kamer, waarvan hij tot 1967 deel uitmaakte, specialiseerde hij zich in sociale zaken, verkeer en waterstaat en volkshuisvesting. In 1941 was hij een van de eersten die door de Duitsers uit het gelijkgeschakelde R.K. Werkliedenverbond werden gezet. Hij kreeg toen het directiesecretariaat van Bredero's Bouwbedrijf aangeboden. Na de oorlog was alleen nog volkshuisvesting zijn specifieke terrein. Geleidelijk aan kreeg de politiek de overhand op de vakbondsactiviteiten, hoewel naar Andriessens visie beide gebieden niet te scheiden waren. In 1946 werd hij onder aandrang van de voorzitter van de Katholieke Arbeidersbeweging (KAB), A.C. de Bruijn, voorzitter van de KVP. Hij zou dat blijven tot 1953. Dat was in een voor de partij roerige periode. Zo barstte in 1951 de rel los rond de te links geachte koers van de KVP. Als woordvoerder van deze kritiek trad op prof. F.J.F.M. Duynstee, die in De Maasbode waarschuwde voor nivellering, collectivisme en materialisme, tenzij de KVP een meer antisocialistische koers zou gaan varen. De critici troffen elkaar in een georganiseerde rechtervleugel genoemd naar één van zijn voorlieden, oud-minister M.P.L. Steenberghe. De autodidact Andriessen ging de discussie niet uit de weg en gaf de hoogleraar Duynstee fors partij.

Een zware schok betekende voor hem in 1952 de dood van zijn al jarenlang zieke echtgenote. Mede als gevolg daarvan bedankte hij op 14 september 1953 voor het partijvoorzitterschap. Dat hij na enige tijd zijn veerkracht hervond blijkt uit het feit dat de fractie hem koos tot haar vice-voorzitter, zodat hij in oktober 1960, toen mr. C.P.M. Romme zich om gezondheidsredenen terugtrok, het voorzitterschap te vervullen kreeg. Tijdens de kabinetscrisis in december van dat jaar, een crisis die draaide om het aantal te bouwen woningwetwoningen (motie-Van Eibergen), speelde Andriessen een belangrijke rol bij de spreekwoordelijk gebleven lijmpoging van de demissionaire premier J. de Quay. Zomer 1961 kon hij tot zijn opluchting het fractievoorzitterschap overdragen aan dr. W.L.P.M. de Kort.

Als vakbondsbestuurder was Andriessen betrokken bij de oprichting van de Volkskrant (1921), het Katholiek Instituut voor de Volkshuisvesting (KIV) in 1948 en Herwonnen Levenskracht, de katholieke vereniging tot bestrijding van de t.b.c. (sedert 1920). Van 1947 tot 1972 was hij president-commissaris van de Verenigde bedrijven Bredero N.V. te Utrecht. De afbrokkeling van zijn partij, die na 1960 aan de dag begon te treden, vervulde hem met zorg, en typerend voor zijn eigen partijtrouw was het dat hij toch weer van 1962 tot 1968 voor de KVP raadslid was in Bunnik.

Andriessen was een diep gelovige katholiek en een energieke, vasthoudende man van een enigszins gesloten karakterstructuur. Hij kende zijn eigen kwaliteiten en de begrenzingen daarvan. Zo bedankte hij enige keren voor een ministerspost. Zijn gezin betekende veel voor hem en voor zichzelf stelde hij slechts bescheiden eisen. De politieke loopbaan van zijn zoon mr. Frans Andriessen, wiens ministerschap hij nog meemaakte, volgde hij met belangstelling en vertrouwen. Na een ziekteperiode van ongeveer een jaar overleed hij in zijn woning te Bunnik.

P: Publikaties in de Volkskrant, Katholiek Staatkundig Maandschrift, Lering en leiding, De R.K. Bouwvakarbeider v.a. Op de steiger, De Steiger en Volkshuisvesting. Maandblad van het Katholiek Instituut van Volkshuisvesting.

L: C.J. Kuiper, Uit het rijk van de arbeid (Utrecht, [1951-1953] 3 dl. in 2 bd.); 'Uit het dagboek van den arbeider', interview in De Gelderlander, 4-3-1959.

I: Persoonlijkheden in het Koninkrijk der Nederlanden in woord en beeld. Onder hoofdred. van H.P. van den Aardweg (Amsterdam 1938) 45.

A.H.M. van Schaik


Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).

Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 2 (Den Haag 1985)
Laatst gewijzigd op 12-11-2013