In haar voortbestaan bedreigd

31 december 2021, column J.Th.J. van den Berg

De grote teleurstelling voor de Partij van de Arbeid van 2021 was een verkiezingsuitslag waarbij zij dezelfde sneue negen zetels verwierf als in 2017. Natuurlijk, daar droegen factoren aan bij als de coronapandemie die de aandacht exclusief vestigde op regeringspartijen, de VVD in het bijzonder. Wat ook niet hielp was dat de beoogde lijsttrekker, Lodewijk Asscher, de kinderopvangtoeslagenaffaire niet overleefde en in een laat stadium moest worden vervangen door de relatief onbekende Lilianne Ploumen.

Maar dan nog, de eertijds grote volkspartij die doorgaans goed was voor een aanhang van een kwart tot een derde van alle kiezers, werd opnieuw een van de vele kleine partijen in het land. Opmerkelijk was trouwens dat geen van de andere linkse partijen, zoals GroenLinks en SP, van deze tweede opeenvolgende nederlaag wist te profiteren. ‘Links’ is niet en vogue in Nederland: GroenLinks en de SP zakten evenzeer weg. Hoeveel kritiek er sedertdien ook is geleverd op de trage kabinetsformatie, het coronabeleid en zelfs op premier Mark Rutte in persoon, het werd er voor ‘links’ in de peilingen niet beter op.

Een uiterst informatief artikel van Roderik Rekker en Sarah de Lange in S&D1) laat zien waar het probleem ligt, althans voor de PvdA. Het blijkt een partij geworden die letterlijk met uitsterven wordt bedreigd. De grootste groep kiezers op de PvdA blijkt rond de 65 jaar oud te zijn: zij haalt die in hoofdzaak uit de groep van ‘babyboomers’ en de generatie daarvoor, geboren tijdens of vóór de jaren veertig. Die leeftijdscategorie is bezig geleidelijk te verdwijnen en de PvdA met haar.

Het doet denken aan de geschiedenis van de CPN die onmiddellijk na 1945, gegeven haar verzetsverleden, tien zetels haalde in een parlement van honderd leden. Gedurende de jaren vijftig kwijnde zij steeds verder weg omdat haar electoraat bezig was uit te sterven en er geen jongere kiezers meer voor in de plaats kwamen. Tijdelijk leefde zij op in de jaren zeventig, maar na 1981 was het definitief afgelopen. In 1986 haalde zijn geen enkele zetel meer.

Er is niets dat erop wijst dat het lot van de PvdA veel beter zal zijn. Ook zij is afhankelijk van een uitstervende generatie kiezers en ook zij heeft onder jongere generaties nauwelijks aantrekkingskracht. Zij deelt dat lot overigens met het CDA, die andere eertijds machtige volkspartij, en met de SP, de andere partij van links. GroenLinks doet het onder jonge kiezers een stuk beter en hetzelfde geldt voor Volt, de Partij voor de Dieren, DENK en D66. Die generaties kiezen weer sterk versnipperd.

Daar komt bij dat geen enkele partij meer kan rekenen op de ‘automatische’ stem van een bepaalde klasse of levensbeschouwing. Stemmen wordt bepaald door politieke issues waarbij het de kunst is te worden gezien als ‘eigenaar’ van bepaalde vraagstukken en aspiraties. Nu zijn klimaat, Europese integratie en diversiteit kwesties die aan de linkerkant door jongeren belangrijk worden gevonden, maar bij zulke kwesties scoort de PvdA niet of nauwelijks. Zij moet het hebben van inkomensverdeling, werkgelegenheid en volkshuisvesting. Die kunnen in de toekomst weer belangrijker worden, maar dat vergt aansluiting bij de nieuwste kiezersgeneratie die nog geen vaste keuze heeft gemaakt.

Tot 2012 had de PvdA nog wel een voordeel dat ook jongere generaties aansprak: haar machtspositie als grote partij. Als verkiezingen gingen draaien om de machtsvraag – wie levert straks de premier? – dan staken kiezers gemakkelijk over van ‘klein links’ naar Partij van de Arbeid. In 2012 gebeurde dit voor het laatst. Maar, een partijtje van negen zetels kan geen machtsvraag meer opwerpen.

Rekker en De Lange laten goed zien dat de PvdA moet ophouden zich te gedragen alsof het nog een grote partij is, gericht op het bestuur van het land. Zij is een kleine partij, vergelijkbaar met de ChristenUnie, en zij moet het dus hebben van een zowel uitgesproken als sterk samenhangend programma en een dienovereenkomstig leiderschap. Dat lukt haar in de steden her en der beter dan nationaal.

Misschien is dat ook de troost: de sociaaldemocratie is groot geworden in de lokale democratie. Gegeven de grote sociale problemen daar – armoede, woningnood, sociale ongelijkheid – liggen daar haar grootste kansen. Maar, dan moet de partij zich daar ook op concentreren.


  • 1) 
    Roderik Dekker en Sarah de Lange, ‘De vergrijzing van de PvdA; oorzaken en oplossingen’, in: S&D, 78, 6 (2021), 14 – 24.


Andere recente columns