Links, rechts en het midden

23 juli 2021, column Bert van den Braak

Onlangs noemde premier Rutte de PVV een linkse partij en in Noord-Brabant werd een college van gedeputeerde staten met VVD en CDA aangeduid als centrumlinks. Toen ik in mijn column van twee weken geleden1) het begrip middenpartijen gebruikte, kwam de vraag op of die term wel juist was. Het duidt op verwarring. De mening dat termen als 'links' en 'rechts' aan betekenis hebben ingeboet, deel ik niet, maar nadere duiding is nodig.

'Links' en 'rechts' zijn nooit statische begrippen geweest. Oorspronkelijk, sinds het ontstaan van politieke partijen, werden partijen op confessionele grondslag aangeduid als rechts en niet-confessionele partijen als links. Tot de linkerzijde behoorden zowel liberalen als sociaaldemocraten. Die indeling was lange tijd zichtbaar in de plaatsing van fracties in de plenaire zaal van de Tweede Kamer. Rechts was overigens soms zo dominerend dat enkele 'rechtse' Kamerleden een plek ter linkerzijde hadden. Zo zat SGP'er G.H. Kersten in 1922, met enkele katholieke leden, in een rij bankjes waar ook de twee communisten zaten.

Ook binnen stromingen waren er schakeringen. De liberalen kenden in 1901 een afscheiding, die tot vorming van de Vrijzinnig-Democratische Bond leidde en die wel werd aangeduid als 'links-liberaal'. De VDB koos in 1933 niettemin voor samenwerking met 'rechts'. De katholieke partijen (RKSP en KVP) kenden een linkervleugel, die aan de vakbond was gelieerd, maar regeerden met liberalen. Bij de ARP was er vanaf het midden van de jaren zestig sprake van een linksere koers die wel werd aangeduid als 'Evangelisch', maar een Kamerlid als Maarten Schakel was duidelijk rechts. Op financieel-economisch gebied behoorde de VVD vanaf haar oprichting tot 'rechts', maar de partij stond bijvoorbeeld ten aanzien van rechten van vrouwen, geestelijke vrijheid en onderwijsbeleid 'links'.

Voor de PvdA gold dat zij tot het midden van de jaren tachtig een zichtbare linkervleugel had. Zelfs tijdens het 'meest linkse' kabinet-Den Uyl waren Kamerleden als Kombrink, Poppe, Drenth en Voortman soms in de 'oppositie', omdat zij de partij te gematigd vonden. Tijdens het partijleiderschap van Wim Kok werd evenwel voor een veel gematigder koers gekozen dan tijdens Den Uyl, waarbij wel enkele leden (Moor, De Visser) afhaakten. Ter linkerzijde kwam daarna de SP op, die vanaf 1994 in de Tweede Kamer was vertegenwoordigd. D66 behoorde met PPR en PvdA tot 1977 tot de linkse drie, maar koos in 2003 zelfs voor regeren met 'rechts'.

Dat het CDA in het centrum werd geplaatst, werd ingegeven door de mogelijkheid voor die partij om zowel met de VVD als de PvdA te regeren. Niet ontkend kan echter worden dat samenwerking met de liberalen veelal hartelijker en soepeler verliep dan met de sociaaldemocraten. De kabinetten-Van Agt II, -Lubbers III en -Balkenende IV met CDA en PvdA waren daar sprekende voorbeelden van. De in het CDA aanwezige linkervleugel verdween bovendien steeds meer uit beeld. Toch is het te simpel om te stellen dat het CDA dus een rechtse partij is geworden.

Koersverschuivingen binnen partijen en opkomst van nieuwe partijen (concurrenten) waren en zijn van invloed op de plaatsbepaling van partijen. Daar waar 'rechts' van de VVD partijen als PVV en FVD opkwamen, schoof de VVD bijna als vanzelf iets naar het centrum. Dat betekent niet dat de VVD dus 'linkser' is geworden; het perspectief is alleen veranderd. Datzelfde doet zich bij de PvdA voor. Sterkere concurrentie ter linkerzijde (GroenLinks, SP) plaatste de PvdA meer in het centrum. Als GroenLinks gaat meeregeren in een kabinet waaraan ook rechtse partijen meedoen, zal ook die partij meer naar het midden schuiven.

Daar waar sommige partijen bereid waren (en zijn) tot het nemen van regeringsverantwoordelijk of zich als 'oppositie' constructief op te stellen, ontstond een tegenstelling tot partijen die dat niet doen. Dat zorgde voor een andersoortige partijindeling, zonder dat daarmee de bestaande is verdwenen. Constructieve partijen worden in die indeling wel aangeduid als 'centrum of middenpartijen'. Daarbinnen bestaan uiteraard nog steeds rechts en links. GroenLinks en PvdA blijven qua maatschappijvisie en standpunten onvergelijkbaar met VVD en CDA.

De bestaande begrippen links en rechts moeten we dus niet overboord gooien, maar het perspectief moet wel steeds in het oog worden gehouden. Vooral wat het sociaaleconomisch beleid betreft, is de traditionele indeling zeker nog bruikbaar. Overigens zou ik de PVV (tegen klimaatbeleid, voor het sluiten van grenzen, sterk nationalistisch, tegen kritische media etc.) gewoon een rechts-populistische partij noemen en een brede coalitie zoals in Brabant (met de VVD) niet als 'centrumlinks' aanduiden, maar als 'regenboogcoalitie'.



Andere recente columns