Minderheidskabinet? Nee, tenzij...

4 juni 2021, column J.Th.J. van den Berg

Met een versnipperd parlement dat geen grote partijen meer kent, komt naast een kabinet op heel brede basis ook de gedachte op aan een minderheidskabinet. Over de eigenaardigheden daarvan is in deze column al meer dan eens gesproken1). Voor die gedachte bestaat ook een praktische reden: als kabinetten sedert 2010 al een meerderheid in de Tweede Kamer hadden, dan misten ze die meestal in de Eerste Kamer. Er treedt dus al een zekere gewenning op, ook al is het nog geen gebruik opzettelijk aan te koersen op een minderheidscombinatie, zoals die in Scandinavische landen heel gebruikelijk is.

De definitie van een minderheidskabinet staat niet vast2). Is het dat alleen als er geen meerderheid in de Tweede Kamer voor is, of zijn ook de verhoudingen in de Eerste Kamer van maatgevend belang? Belangrijker, hoe komt een minderheidskabinet tot stand dat niet bang hoeft te zijn onmiddellijk bij aantreden al te worden weggestemd, zoals dat een keer is gebeurd in 1939 met het vijfde kabinet-Colijn? Voorts, als er voor vrees daarvoor geen reden is, hoe gaat het dan met de aanvaarding van de belangrijke voorstellen die door het kabinet worden ingediend?

Tot nu toe ging het over kabinetten die alleen in de Eerste Kamer over de steun van een minderheid beschikten3). De kans dat daar een kabinet valt door een votum van de meerderheid is uitzonderlijk klein. Deze Kamer zal de politieke samenstelling van een kabinet voor kennisgeving aannemen, maar zij is natuurlijk wel in staat en bereid concrete wetsvoorstellen af te wijzen. In de praktijk wordt dit risico nu ondervangen doordat in de Tweede Kamer voor concrete wetsvoorstellen zo’n grote meerderheid wordt nagestreefd, dat die ook de meerderheid van de Eerste Kamer omvat.

Werken met een minderheid in de Tweede Kamer is een stuk lastiger. Daar zal niet stilzwijgend een kabinet worden toegelaten dat niet over de steun van de meerderheid beschikt. Zoals de Scandinavische landen laten zien: dat lukt alleen als de minderheidssteun ergens in het politieke midden zit en de meerderheid is verspreid over de twee flanken in de Kamer, die elkaar in elk geval van kabinetsdeelname uitsluiten. Een sterke garantie is dit niet: die werkt in de Scandinavische landen, maar niet in de Duitse Weimar-Republik waar communisten en fascisten onbekommerd kabinetten gezamenlijk om zeep hielpen. Zoiets zal hier niet onmiddellijk gebeuren, maar ondenkbaar is het evenmin. Als zowel Wilders als Marijnissen voor een motie van wantrouwen kunnen stemmen, zoals dit voorjaar tegen premier Rutte, kan men er niet gerust op zijn.

Aangenomen dat een minderheidskabinet wel wordt geaccepteerd – bij voorbeeld van VVD, D66 en CDA, met 73 zetels in de Tweede Kamer en 28 in de Eerste Kamer – dan is nog de vraag wat het lot zal zijn van de initiatieven die van zo’n kabinet afkomstig zijn. Het kabinet kan erop gokken dat die ofwel door de oppositie op de rechterflank worden aanvaard, ofwel door de linkse oppositie. Het werkt vooral dan, als het kabinet zijn voorstellen niet dicht timmert en veel ruimte maakt voor discussie in de Tweede Kamer. De politieke compromisvorming moet zich immers, zoals in de Scandinavische landen, verplaatsen van het interne overleg in het kabinet naar het debat in de Tweede Kamer, vooral naar haar commissies. Daarvoor moet het kabinet ook nog eens veel ruimte tot manoeuvreren laten aan individuele ministers. Dat vergt wel ministers die hun zaken beheersen, zich onafhankelijk weten op te stellen en tegelijk in staat zijn tot politiek laveren.

Feit is dat wij het heel anders gewend zijn: het vooraf dicht timmeren van voorstellen in het regeerakkoord en op kabinetsniveau, na eindeloos vertrouwelijk overleg met de woordvoerders in de Kamer. Vervolgens steun zoeken bij niet-deelnemende fracties om zo ook de meerderheid in de Eerste Kamer vooraf te verzekeren, om niet te zeggen: af te dwingen. Zo kan een minderheidskabinet ook aan meerderheden komen, zoals is gebleken. Maar, dan komt er van een enigszins open parlementaire behandeling niets meer terecht, noch in de Tweede noch in de Eerste Kamer.

Een minderheidskabinet is mogelijk, maar dan moeten wij veel traditionele, Nederlandse neigingen tot beheersing vooraf loslaten en het zwaartepunt verplaatsen van kabinet naar parlement. Dat is vermoedelijk meer dan de Nederlandse democratie aankan.


[3] Idem, ‘De Italianisering van Nederland', 22 maart 2013.



Andere recente columns