Kansloze voorstellen

4 december 2020, column J.Th.J. van den Berg

In 2011 en 2012 trok kritiek op de rechterlijke macht zoals die werd geleverd door enige Kamerleden van de VVD nogal wat aandacht1). De heren Blok, Dijkhoff en Taverne maakten in twee krantenartikelen bezwaar tegen rechtspraak van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM). Daarnaast bekritiseerden zij uitspraken van Nederlandse rechters die zich beriepen op het Europese Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Daarbij ging het om uitspraken die ingingen tegen beleid zoals dat in Nederland door regering en parlement was bedacht, vooral op het terrein van sociale en vreemdelingenbeleid, maar dat door de rechter in strijd werd geacht met grondrechten in het EVRM.

Dat leverde ideeën op tot beperking van de rechterlijke vrijheid; het mondde in 2012 zelfs uit in een initiatief-grondwetsvoorstel van genoemde Taverne2). Daarin werd geformuleerd dat artikelen van internationale verdragen alleen dan rechtstreekse werking hadden, als de nationale wetgever dit had bepaald. Toen en nu is het de rechter die vaststelt of van zulke rechtstreekse werking sprake is. De VVD wilde daar met haar voorstel de rem op zetten. Er kwam geen steun voor het voorstel en in 2017 werd het door Taverne ingetrokken.

Vervolgens bleef het geruime tijd stil, totdat het concept verkiezingsprogramma van de VVD er weer over begon. De oude wrok zal nieuw voedsel hebben gekregen door de roemruchte ‘Urgenda-uitspraak’ van de Hoge Raad waarbij het klimaatbeleid van de regering fors werd aangepakt en de eerdere stikstofuitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State, waarin het stikstofbeleid van tafel werd geveegd. Bij de Urgenda-uitspraak speelde het EVRM de hoofdrol; bij de stikstofuitspraak kwam het ‘onheil’ van het Europese Hof van Justitie in Luxemburg.

In het conceptprogramma leverde dit een aantal voorstellen op van meer of minder radicale betekenis. Voor één voorstel is wijziging nodig van het EVRM, wat betekent dat niet alleen de Nederlandse wetgever ermee moet instemmen maar ook die van de 46 andere lidstaten van de Raad van Europa. Zacht gezegd, geen kleinigheid. Daarbij komt dat daardoor de mogelijkheid zou moeten worden geschapen uitspraken van het EHRM te doen corrigeren door het Comité van Ministers van de Raad van Europa. Rechterlijke uitspraken die door vertegenwoordigers van de uitvoerende macht van tafel worden gehaald? Malligheid, zoals elke constitutionele expert kan uitleggen.

Twee voorstellen tot beperking van de handelingsbevoegdheid van de rechter moeten komen door middel van grondwetsherziening. Eén daarvan lijkt veel op het voorstel van Taverne uit 2012. Dat is er intussen niet overtuigender op geworden. Het andere is een poging de Britse constitutie te volgen, die zegt dat een verdrag pas geldt als het in een eigen nationale wet is neergeslagen. Dat zou de doorwerking van alle verdragsrecht van heden en verleden overhoop halen. De wetgever heeft dan voor vele jaren werk, enkel om een oude Nederlandse traditie te veranderen. De rechter zal er trouwens niet heel veel last van hebben.

Blijft over het voorstel de toegang tot de burgerlijke rechter te beperken van organisaties die een algemeen belang als doelstelling huldigen. Al wordt er niet bij verteld hoe. Nu is het inderdaad eigenaardig dat de toegang tot de bestuursrechter in recente jaren is beperkt tot organisaties en instellingen met een concreet belang bij het bestreden besluit. Tegelijk werd in het Burgerlijk Wetboek de deur voor deze organisaties wijd open gezet. Je zou het erover kunnen hebben of dat louter wijsheid is geweest.

Wat aan de voorstellen het meest opvalt is dat de realisatie ervan niet of nauwelijks kans van slagen heeft, omdat de barrières praktisch onneembaar zijn. Waarom schrijven intelligente mensen dan toch dit genre voorstellen op? Expressive politics: ik weet dat het niets wordt, maar ik wil het gezegd hebben?

Of dat voldoende reden is om er zo defensief op te reageren als in de juridische wereld is gedaan is de vraag3). Daar wordt al gedacht dat de VVD bevolkt wordt door volgelingen van de Poolse en Hongaarse ‘illiberale’ politici die bezig zijn de rechtsstaat ter plaatse te ondergraven. Kritiek op de rechter wordt in het juridische wereldje wel erg gauw geïnterpreteerd als een aanslag op rechter en rechtsstaat. Tikkeltje overdreven, zeker zolang het realiteitsgehalte van de VVD-voorstellen zo gering is.


  • 1) 
    S.A. Blok & K.H.D.M. Dijkhoff, ‘Leg het Europese Hof aan banden’, in: De Volkskrant, 7 april 2011; S.A. Blok, K.H.D.M. Dijkhoff & J. Taverne, ‘Verdragen mogen niet langer rechtstreeks werken’, in: NRC Handelsblad, 23 februari 2012. Eerder al had de toen nog relatief onbekende jurist Thierry Baudet zich kritisch uitgelaten over het EHRM in NRC Handelsblad, 13 november 2010: ‘Het Europese Hof voor de Rechten van de Mens vormt een ernstige inbreuk op de democratie’. Meer over de kritiek in de VVD: J.Th.J. van den Berg, ‘Nieuwe “Orde in de regelgeving”’, in: Ars Aequi, jg. 69 (oktober 2020), 864 – 872.
  • 2) 
    Kamerstukken II, 2011–2012, 33.359 (R 1086), nr. 2 (Initiatiefvoorstel-Taverne).
  • 3) 
    Christina Eckes, ‘Verkiezingsprogram VVD verzwakt de Nederlandse rechtsstaat’, in NRC Handelsblad, 11 november 2020; A.W. Heringa, De VVD, Polen en Hongarije, in: De Hofvijver, elektronische nieuwsbrief Montesquieu Instituut, 30 november 2020.


Andere recente columns