‘Lijphart’ is weer helemaal terug

8 mei 2020, column J.Th.J. van den Berg

Meer dan een halve eeuw geleden publiceerde de Nederlands-Amerikaanse politicoloog Arend Lijphart een boek over de Nederlandse politiek dat sedertdien een klassieker is geworden: ‘Verzuiling, pacificatie en kentering in de Nederlandse politiek’1).

Daarin liet hij zien dat in ons land het functioneren van de democratie nogal afweek van de Angelsaksische wereld met haar nadruk op wisselende meerderheden, meestal gevormd door één partij. Nederland vormde een bestel waarin niet meerderheid tegenover oppositie stond, maar waar (bijna) alle politieke stromingen deel uitmaakten van de politieke besluitvorming. Dat vergde wel betrekkelijke lijdelijkheid onder de kiezers en een sterke leiding van politieke voorgangers. Die hielden voor hun aanhang de ideologische boodschap hoog maar, zoals Lijphart het beschreef: op het niveau van politieke leiders heerste de zakelijkheid en dus de gerichtheid op resultaat. Zo kon een samenleving van door levensbeschouwing sterk gescheiden gemeenschappen toch een stabiel functionerende democratie vormen. En passant maakte Lijphart duidelijk dat het Angelsaksische model van de democratie niet het enig mogelijke was; daarnaast stond – niet alleen in Nederland – de ‘pacificatiedemocratie’.

De prijs van dit democratische alternatief was de gehoorzaamheid aan vaste ‘regels van het spel’. Die moesten in acht worden genomen om het te laten functioneren: de al genoemde zakelijkheid, de pragmatische tolerantie van principiële verschillen, gebruik van ‘topconferenties’ bij crises, evenredigheid in de verdeling van zetels, fondsen en zendtijd, depolitisering van diepe tegenstellingen, veel geheimhouding en het principe dat de regering regeert en het parlement zich beperkt tot reageren en controleren.

In tijden van sterke maatschappelijke verandering na 1968 leek de analyse van Lijphart al spoedig verouderd. Vooral in de jaren zeventig werd Lijpharts boek gezien als beschrijving van een voltooid verleden tijd. Toen ik echter in 1990 mijn oratie mocht houden aan de Leidse universiteit, kon ik vaststellen dat Lijphart minder verouderd was dan gedachte2) Toen de Nederlandse politiek weer in stabieler vaarwater terecht was gekomen, bleken veel van Lijpharts regels van het spel te zijn behouden, zoals de evenredigheid als verdelingsmechanisme, de zakelijkheid en de toevlucht tot nationale topconferenties als het even spannend werd.

Er was ook wel het een en ander veranderd: er was meer neiging tot politisering, groter parlementair activisme en initiatief en vooral een sterke weerzin tegen geheimhouding. Lijphart was dus wel een beetje verleden tijd geworden, omdat de oude maatschappelijke tegenstellingen in betekenis waren verminderd.

In tijden van coronacrisis blijkt ‘Lijphart’ weer helemaal terug. Alle oude spelregels zijn weer van toepassing: niet alleen de regels die nooit zijn verdwenen, zoals de neiging tot zakelijkheid (lees ook : technocratie), depolitisering (‘wij volgen de experts’) en topconferenties (wekelijks coalitieoverleg), maar ook spelregels die geruime tijd in onbruik waren geraakt: de geheimhouding en de regering die regeert.

Dat gedurende de coronacrisis zelf veel is overgelaten aan het crisismanagement van de ‘coronakern’ van het kabinet valt te begrijpen. Zoals het te begrijpen valt dat onder die omstandigheden de Tweede Kamer het kabinet niet permanent voor de voeten loopt. Maar, het dreigt verder te gaan, als de Tweede Kamer zich niet herstelt en haar rechten als volksvertegenwoordiging niet weer actief gaat gebruiken. Voorts is het kabinet wel erg gemakkelijk in het werken met noodverordeningen waarin de Kamer niet of nauwelijks is gekend en die bovendien bevoegdheden toekennen aan burgemeesters, tevens voorzitters van veiligheidsregio’s, in strijd met de Grondwet. Die veiligheidsregio’s kennen immers geen democratisch orgaan waaraan verantwoording moet worden afgelegd. Gelukkig is het kabinet nu voornemens die verordeningen om te zetten in door de Kamers controleerbare noodwetgeving.

Ook de geheimhouding is weer erg in de mode geraakt. Allerlei beleidsstukken worden onttrokken aan de Wet openbaarheid bestuur. Terecht klagen wetenschapsbeoefenaren over de ontoegankelijkheid van documenten die blijkbaar bepalend zijn geweest voor de besluitvorming in het kabinet. Experts die in het kader van het ‘Outbreak Managent Team’ het kabinet adviseren mogen daarover naar buiten toe geen verslag doen. Dat vergaderingen van het OMT vertrouwelijk zijn, valt nog te verklaren, maar het uitgebrachte advies aan de regering behoort openbaar te zijn, inclusief bronvermelding.

De volledige terugkeer naar Lijpharts ‘regels van het spel’ moge niet het einde betekenen van de democratie in Nederland, maar in de huidige tijd beschadigen ze die meer dan nodig en aanvaardbaar is.


  • 1) 
    Arend Lijphart, Verzuiling, pacificatie en kentering in de Nederlandse politiek, Amsterdam: De Bussy, 1968. Het hoofdstuk over de regels van het spel is te vinden op p. 120 – 138.
  • 2) 
    J.Th.J. van den Berg, Stelregels en spelregels in de Nederlandse politiek, Alphen aan den Rijn: Samsom, 1990, i.h.b. 10 – 13.


Andere recente columns