Gedeelde soevereiniteit, gedraaide partij

7 februari 2020, column Bert van den Braak

Door het vertrek van het Verenigd Koninkrijk komt hier en daar de vraag op of ook Nederland de EU moet verlaten. Er is zelfs een FVD-denktank 'Nexit'. Het doel is dan 'take back control'. Nu is het zeker zo dat wij door internationale en Europese samenwerking niet meer op alle terreinen geheel zelfstandig beleid kunnen bepalen. Dat geldt zeker voor veel wat met de interne markt en de eurozone te maken heeft, maar ook voor terreinen als milieu, natuur, grondrechten en veiligheid. Soevereiniteit is deels overgedragen, maar beter kan worden gesproken van het delen van soevereiniteit.

In het boek Europees Nederlands Staatsrecht1) laat Aalt Willem Heringa zien dat soevereiniteit een veel complexer begrip is dan vaak wordt voorgesteld. Een land kan bijvoorbeeld aan daadkracht winnen door soevereiniteit te delen. Als betrekkelijk kleine speler is het moeilijk(er) om je te beschermen tegen internationale criminaliteit, grensoverschrijdende vervuiling, import van namaakartikelen en oneerlijke concurrentie. Nederland heeft als handelsland bovendien, meer dan welk land ook, belang bij een goed werkende interne Europese markt met een gelijk speelveld.

Europese organen, met name de Europese Commissie, spelen een belangrijke rol bij het initiëren van EU-wetgeving (richtlijnen en verordeningen). Bij EU-richtlijnen is er democratische besluitvorming in de Raad van ministers, het Europees Parlement en de parlementen van de lidstaten. De regelgeving moet in onze nationale wetgeving worden opgenomen via implementatiewetgeving. Democratisch genomen besluiten om (vrijwillig) soevereiniteit te delen, staan aan de basis daarvan2). Dat wetgeving aan ons wordt opgelegd, is moeilijk vol te houden. In de periode van de kabinetten-Rutte II en III (vanaf 2012) werden 109 implementatievoorstellen aangenomen. Slechts bij twee had de Nederlandse regering tegen indiening gestemd. Het betrof een voorstel over betere bescherming van seizoenarbeiders van buiten de EU (Nederland heeft die niet; er geldt een vergunningsplicht) en een richtlijn over reisarrangementen (gevreesd werd voor extra administratieve lasten voor de reisbranche). In beide gevallen moest ons land zich bij de meerderheid neerleggen om een inbreukprocedure te vermijden.

Overigens stemmen ook partijen die eurosceptisch zijn vaak vóór implementatiewetgeving. Van de ruim 250 sinds 2002 aangenomen wetsvoorstellen ter implementatie werd zelfs ruim 70 procent met algemene stemmen aangenomen. Vooral de PVV stemt vaak (en lange tijd als enige fractie) tegen; SP en Partij voor de Dieren deden dat in veel mindere mate; de SGP slechts incidenteel. De PVV stemde bijvoorbeeld tegen uitvoering van EU-wetgeving om witwassen van crimineel geld te bemoeilijken, om belastingontwijking tegen te gaan, om consumentenrechten bij online dienstverlening uit te breiden en om regels over het bezit van wapens (in relatie terrorisme) aan te scherpen. Feitelijk is de lijn: alles wat uit de EU komt, deugt per definitie niet. Opvallend was dat de PVV in 2009 nog wel vóór de Dienstenwet stemde.

Bij FVD, dat in maart 2017 in de Tweede Kamer kwam, was er sprake van een opvallende draai. Tot september 2018 stemde de FVD-fractie vóór vrijwel alle implementatievoorstellen. Zo was de partij voor de wet om de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) in te voeren, maar ook voor implementatie van een richtlijn om in ons land vanaf 2020 jaarlijks minimaal 10 procent van de energie voor vervoer uit hernieuwbare bronnen te laten bestaan [sic]. In 2017 stemde Forum slechts tegen één implementatievoorstel, maar vanaf oktober 2018 deed het dat vrijwel altijd. Zo was FVD tegen gemeenschappelijke regels over betere waarborging van rechten van kinderen in strafprocedures, maar ook tegen uitvoering van EU-wetgeving om belastingontwijking tegen te gaan en om het verrichten van grensoverschrijdende digitale diensten voor ondernemers te vereenvoudigen.

Inmiddels lijkt FVD, net als de PVV, te hebben besloten dat het delen van soevereiniteit per definitie slecht is en dat wij het beste op onszelf grensoverschrijdende vraagstukken kunnen aanpakken. Daarmee zou Nederland in zeker opzicht volledig soeverein worden. Dat wij dan ook geheel 'in control' zijn, is echter een misvatting. Over het hoofd wordt namelijk gezien dat soevereiniteit ook door andere factoren wordt begrensd: eigen onvermogen, fysieke barrières, het internationale krachtenveld. Door niet te delen winnen we niet aan soevereiniteit, maar verliezen we die juist.


  • 1) 
    A.W. Heringa, Europees Nederlands Staatsrecht (Den Haag 2019), met name p. 43-57
  • 2) 
    Met name de sinds 1953 bestaande grondwetsbepalingen over verbindende kracht van internationale verdragen (art. 93 en 94)


Andere recente columns