En dan, wat is natuur nog in dit land?

29 november 2019, column Bert van den Braak

Natuurbehoud is een belangrijke overheidstaak. Artikel 21 van de Grondwet schrijft voor dat de zorg van de overheid gericht moet zijn op de bewoonbaarheid van het land en op bescherming en verbetering van het leefmilieu. In Europees verband kwamen - met onze instemming - al in 1979 en 1992 afspraken tot stand over een hoog beschermingsniveau van flora en fauna en van natuurwaarden, in de vorm van de Vogel- en Habitatrichtlijnen. Laatstgenoemde richtlijn legde de basis voor beschermende natuurgebieden in de EU (Natura 2000-gebieden), waarvan er in ons land 162 zijn. De richtlijnen werden in 2004 nationaal verankerd in de Natuurbeschermingswet; overigens nadat ons land in 2000 door de Europese Commissie in gebreke was gesteld. Eerder, in 1992, was er ruime parlementaire steun1) voor het concept van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Dat was een toekomstig netwerk van natuurgebieden die via groene corridors verbonden moesten worden.

Het realiseren van de EHS bleek in de praktijk moeilijk. De financiering was problematisch en de juridische bescherming van verbindingszones bleek vaak zwak. Niet altijd was duidelijk waar de grenzen van de EHS liepen, waardoor schadelijke ontwikkelingen niet konden worden tegengehouden. Grote (negatieve) impact had het besluit in 2011 van staatssecretaris Henk Bleker (kabinet-Rutte I) om de omvang van de EHS te beperken en om het beheer bij de provincies onder te brengen. Zij kregen daarvoor wel enig budget, maar de totale rijksuitgaven voor het natuurbeleid gingen met zeventig procent omlaag.

Kamerleden beleden vaak het belang van natuur voor een goed en gezond leefklimaat. In 2004 wees Janneke Snijder bij de behandeling van de wijziging van de Natuurbeschermingswet namens de VVD-fractie op de enorme druk op de natuur in het dichtbevolkte land. Speciale aandacht ter bescherming van de biodiversiteit was daarom nodig. CDA-woordvoerder Rikus Jager erkende in hetzelfde debat dat tot dan de doorwerking van de EU-richtlijnen nog onvoldoende was onderkend. Minister Veerman (CDA), die het wetsvoorstel verdedigde, wees op de verplichting die was aangegaan om de natuur niet alleen te beschermen, maar ook waar nodig te herstellen. Om aan die verplichtingen te voldoen, moest desnoods 'nee' worden verkocht als de natuur door (nieuwe) activiteiten zou worden geschaad. Hij gebruikte de Bijbelse term 'goed rentmeesterschap'.

De erkenning van de verplichtingen mocht - zo vonden behalve CDA en VVD ook SGP en ChristenUnie in 2004 - evenwel niet betekenen dat 'Nederland op slot' zou gaan. Het streven was te komen tot een uitgebalanceerd systeem, waarbij eventueel beschermende maatregelen moesten worden genomen. Er was toen al wetgeving tot stand gekomen om schade voor de natuur door met name intensieve veehouderij tegen te gaan. In 2002 kwamen er bijvoorbeeld wetten om kwetsbare natuurgebieden in de nabijheid van megastallen via zonering en vergunningen te beschermen en om de intensieve veehouderij in enkele delen van het land meer te concentreren. Daarnaast werden diverse wettelijke maatregelen genomen om het mestoverschot tegen te gaan. Minister Verburg riep in 2008 een toetsingskader in het leven over eventuele uitbreiding van de landbouw nabij Natura-2000-gebieden.

De beleden politieke steun voor het natuurbeleid, het voornemen om tot een netwerk van natuurgebieden te komen, mestwetgeving en de belofte om zo nodig 'nee' te zeggen tegen schadelijke activiteiten verhinderden niet dat het steeds slechter ging met de natuur. Het was domweg onvoldoende. Zo was er bij weidevogels sprake van een forse achteruitgang. Om twee soorten te noemen: het aantal grutto's halveerde tussen 1990 en 2015, het aantal veldleeuweriken daalde met 60 procent. De biodiversiteit nam af.

Omstreeks 2010 bleken maatregelen nodig om de stikstofbelasting terug te dringen. De Raad van State adviseerde in 2012 om met wetgeving te komen en die kwam er in 2014. De wens om het land 'niet op slot te gooien' leidde toen tot toevoeging van de zogenoemde 'ontwikkelingsruimte'. Daarvoor en voor het wetsvoorstel was brede steun in beide Kamers. Door rechterlijke uitspraken is - eindelijk, zou ik zeggen - vastgesteld dat zaken soms toch niet zijn te verenigen en dat de eerder aangegane verplichtingen over natuurbehoud zijn veronachtzaamd. Het wordt tijd dat mooie woorden uit het verleden over het belang van de natuur nu eens echt worden nagekomen.


  • 1) 
    In de Tweede Kamer stemde de VVD tegen, in de Eerste Kamer alleen de SGP


Andere recente columns