Con- of destructief?

8 februari 2019, column Bert van den Braak

Ons politieke bestel kent relatief weinig (wettelijke) regels, maar wel conventies. Zelfs dat een kabinet moet aftreden als de Tweede Kamer het vertrouwen opzegt, is geen wettelijke regel. Dat er na een kabinetscrisis pas een nieuwe formatie plaatsvindt als er eerst nieuwe verkiezingen zijn gehouden, lijkt regel te zijn geworden, maar van die conventie zou zomaar kunnen worden afgeweken. Ook in de verhouding kabinet-Eerste Kamer zijn er conventies1).

Conventies gelden er ook voor het politieke gedrag van Tweede Kamerleden. Uit praktische overwegingen kennen wij bij verkiezingen een stelsel met (partij)lijsten, zodat kiezers ongeveer weten wat voor opvattingen de kandidaten hebben. Gekozenen zijn echter niet hun mandatarissen2). Kamerleden zullen zeker rekening houden met de opvattingen van hun kiezers (achterban). Bij hun beslissingen zijn zij - in theorie - echter geheel vrij. Het verschijnsel fractiediscipline laat evenwel al zien, dat die vrijheid minder groot is. Dat geldt vooral voor regeringsfracties. Partijen die bereid zijn te onderhandelen over vorming van een kabinet binden zich - na een succesvolle formatie - aan het resultaat. Dat betekent dat zij (en de fractieleden) zich neerleggen bij compromissen en niet gedurende de kabinetsperiode plotseling met 'eigen' standpunten komen. Wel bewees de gang van zaken rond het kinderpardon dat veranderde omstandigheden die regel kunnen doorbreken.

Ook in oppositiefracties zitten vertegenwoordigers van het gehele volk. Ook zij worden voor vier jaar gekozen om de belangen van alle kiezers zo goed mogelijk te behartigen. Omdat zij echter niet zijn gebonden aan compromissen in de formatie kunnen zij onbevangen kritiek uiten en op wijziging van het beleid aandringen. Er zijn echter partijen die bijna compromisloos naar de val van het kabinet streven. Voor wie niet die houding heeft, wordt de term 'constructieve oppositie' gebruikt. Ik zou zeggen dat ieder Kamerlid, in welke politieke verhouding hij of zij ook ten opzichte van het kabinet staat, altijd constructief moet zijn. Dat betekent - ondanks kritiek - voorstellen doen om beleid en wetgeving daadwerkelijk te verbeteren.

Ons stelsel kent weliswaar de verdeling in regeringsfracties en oppositie, maar dat betekent niet dat voor die laatste (democratische) omverwerping van het zittende bewind het hoogste of enige doel moet zijn. Regering en oppositie kunnen best samenwerken. De veelheid aan fracties, ook aan de kant van de regering, biedt goede kansen voor alle partijen in het parlement om invloed uit te oefenen. Weliswaar beperkt het regeerakkoord de speelruimte van de regeringsfracties, maar veel van wat concreet moet worden geregeld staat helemaal niet in het regeerakkoord, zeker niet in detail.

Daarom hebben in ons stelsel oppositiefracties vaak goede mogelijkheden om wetsvoorstellen te amenderen en - soms in combinatie met één of meer regeringsfracties - met initiatiefnota's of initiatiefwetsvoorstellen te komen. Recentelijk dienden D66 samen met vier oppositiepartijen een wetsvoorstel in over de nationaliteitskwestie na de Brexit en eerder kwamen CDA en PvdA met een initiatiefvoorstel over het strafbaar stellen van seksuele intimidatie. Zelfs in de hoogtijdagen van de polarisatie (1972-1982) kwam dergelijke samenwerking overigens voor, met het abortusvoorstel van VVD en PvdA uit 1976 als bekendste voorbeeld.

Na de Statenverkiezingen en daarop volgende Eerste Kamerverkiezingen komen partijen nog meer voor de vraag te staan hoe zij het beste kunnen samenwerken. Of anders gesteld: hoe zij samen tot de beste resultaten kunnen komen. De houding: we gaan het kabinet volop dwarszitten, waarmee sommige partijen nu dreigen, is weinig geloofwaardig en niet passend in ons bestel. Ongetwijfeld zal de druk op regeringsfracties toenemen als zij weten dat onvoldoende draagvlak tot verwerping in de Eerste Kamer kan leiden. Het maakt de noodzaak voor de regering om ook met oppositiefracties deals te sluiten groot. Een situatie die we kennen uit de tijd van Rutte II.

Zeker partijen die tegen het bestaan van de Eerste Kamer zijn, zijn niet geloofwaardig als zij straks vanuit de Eerste Kamer een 'guerrilla' tegen het kabinet beginnen, in de zin dat alles wat daar aan wetgeving komt per definitie wordt afgewezen. Zo'n destructieve rol past niet in ons bestel, al is ook dat een conventie. Regerings- en oppositiefracties zullen constructief naar compromissen moeten zoeken om daarmee tot resultaten te komen. In het besef dat oppositionele partijen ook zelf regeringspartij kunnen worden, dienen zij daarmee het beste de belangen van alle kiezers.




Andere recente columns