Keuzevrijheid

10 april 2015, column Bert van den Braak

Pas een kleine eeuw nadat er parlementaire fracties waren ontstaan, werd daarover (in 1966) een artikel in het reglement van orde van de Tweede Kamer opgenomen. Lange tijd bestond de fictie dat Tweede Kamerleden weliswaar via een lijst, maar toch allereerst als persoon werden gekozen. Door partijen opgestelde kandidatenlijsten waren niet meer dan een middel om het voor de kiezer wat overzichtelijker te maken.

Tot omstreeks 1900 werden veel fracties (toen nog Kamerclubs geheten) pas na de verkiezingen gevormd. Voor lang niet alle geestverwanten was toetreding toen vanzelfsprekend. Het ontstaan van fracties had behalve politiek-strategische doeleinden vooral praktische betekenis. Het maakte werkverdeling mogelijk, zorgde voor betere afstemming van standpunten en versterkte de inbreng zowel in debatten als bij de agendavorming.

Het deel uitmaken van een fractie leidde echter niet per definitie tot een keurslijf. Met name de CHU ging daarin heel ver. Die partij kende vrijwel geen fractiedwang en stemde dan ook vaak verdeeld. Als CHU-kiezer wist je dat, en blijkbaar werd het niet als probleem ervaren. Wie naar parlementaire stemmingsuitslagen kijkt in de periode van pakweg 1918 tot 1980 zal zien dat afwijkend stemgedrag toen veel vaker voorkwam dan nu. Iedere fractie had 'buitenbeentjes' of leden die op bepaalde terreinen een eigen positie innamen. Van de KVP-fractie stemde voorman van de katholieke ambtenaren Toon Weijters bijvoorbeeld soms met de oppositie mee, als het ging om arbeidsvoorwaarden van het overheidspersoneel. De socialist Frans Goedhart was, anders dan de PvdA, tegen het verzuilde omroepbestel. Zijn fractiegenoot Johan Scheps week altijd van de fractie af als het om de kwestie-Nieuw-Guinea ging.

Maar ook in de jaren zeventig kwam dergelijk afwijkend stemgedrag vaak voor. Tijdens het kabinet-Den Uyl waren PvdA-leden Poppe, Drenth en Voortman vaak oppositioneel en tijdens het kabinet-Van Agt I sloten 'loyalisten' zich soms aan bij de linkse oppositie. Het werd vaak vervelend gevonden, maar het kon. Wie nu afwijkt van de fractielijn is al gauw persona non grata in de eigen fractie. Afwijkend stemmen wordt als 'gedoe', 'verdeeldheid' en dus zwakte beschouwd. Dat leidt al snel tot maatregelen tegen 'dissidenten'.

In de voorstellen om de rechten van 'afsplitsers' te beknotten, lijkt logica te zitten. Kiezers brengen hun stem veelal allereerst op een partij uit. Voorkeurstemmen spelen in ons bestel een betrekkelijk geringe rol en hebben sowieso weinig betekenis voor de samenstelling van de Kamer. Wie zich losmaakt uit het fractieverband en daarmee afstand doet van de partij die voor de kandidering zorgde, heeft ten minste heel wat uit te leggen.

Toch is het de vraag hoe ver moet worden gegaan om afsplitsers te 'straffen'. Als de mogelijkheid wordt geschapen om lastige fractieleden monddood te maken, omdat afsplitsing tot organisatorische sancties leidt, ondermijnt dat de vrijheid van leden om een eigen, vrije keuze te maken. Het kan dan worden: "je mag anders stemmen dan de meerderheid, maar dan gooien we je er wel uit, en dan kun je verder niet veel meer."

Die organisatorische bestraffing zou bovendien nog wel eens een probleem kunnen worden als een fractie in twee even sterke groepen splitst en beide claimen 'de ware' lijst te zijn. Daarvan zijn voorbeelden. Wie moet in dat geval beslissen wie dan de 'echte' afsplitser is? Of blijven de maatregelen zoals nu worden voorgesteld in dat geval achterwege?

Afsplitsing hoort een beetje bij een georganiseerd parlement. Je kunt dat betreuren, maar dat is helaas zo. Fracties moeten leden genoeg ruimte bieden om zelfstandig te oordelen. Alleen wie het daarbij heel bont maakt, kan beter vertrekken. Het liefst helemaal, maar als dat dan leidt tot een afsplitsing is dat vervelend, maar ook niet onoverkomelijk. Maatregelen om dat tegen te gaan, zijn op zich denkbaar, maar dan moet in ieder geval goed over alle consequenties daarvan worden nagedacht. Want misschien is het verhinderen van zelfstandig denken en handelen door individuele leden wel erger dan afsplitsingen.



Andere recente columns