Kloof? Wat voor kloof?

25 mei 2018, column J.Th.J. van den Berg

Dezer dagen heeft Rudy Andeweg afscheid genomen wegens emeritaat van de Universiteit Leiden waar hij dertig jaar geleden hoogleraar was geworden en waar hij zich had ontwikkeld tot Nederlands belangrijkste politicoloog van het moment. Men mag dus vurig hopen dat afscheid van de universiteit geen afscheid van wetenschappelijke activiteit zal zijn. Te zijner ere heeft een redactie van drie collega’s een bundel samengesteld met zijn belangrijkste artikelen uit genoemde dertig jaar 1). Blijkbaar zien ook zij het afscheid als zuiver ritueel, want de bundel heeft als titel ‘Werk in uitvoering’ meegekregen. Een geschenk dus, maar meteen ook een opdracht.

Andewegs afscheidsrede 2) behandelt een thema dat hem en een aantal van zijn collega’s al langer bezighoudt: de beweerde kloof tussen kiezers en gekozenen en de vraag of die alsmaar breder en dieper wordt. En of de democratie erdoor wordt bedreigd? De rede pelt op uiterst boeiende wijze blaadje voor blaadje van de vrucht af en er blijft eigenlijk erg weinig over. De bewering dat de kiezers steeds minder deelnemen aan verkiezingen blijkt, althans voor wat de Tweede Kamer betreft, onjuist. In 2017 was de opkomst hoger dan in het eerste jaar dat de opkomstplicht werd afgeschaft, in 1971. De opkomst van lager opgeleide burgers is wat grilliger dan die van hoger opgeleide, maar het verschil is in doorsnee klein. Ook als het gaat om de tevredenheid met het functioneren van de nationale democratie is er niet veel aan de hand: daar zit iets meer ‘golfslag’ in maar zij is beduidend hoger dan in de jaren tachtig en alweer, het verschil tussen hoog en laag opgeleide kiezers is niet groot.

Vervolgens laat Andeweg zien dat als het gaat over ‘ideologische congruentie’ (de mate waarin opvattingen van kiezers overeenkomen met die van parlementariërs) er, blijkens periodiek herhaald onderzoek, geen grote afstand is tussen gekozenen en kiezers. Sterker nog, de congruentie is sedert de jaren zeventig van de vorige eeuw aanzienlijk groter geworden. In dat decennium was het parlement gemiddeld een stuk linkser dan het kiezerscorps. Tot 2002 is dat zo gebleven, maar vanaf dat jaar werd de Tweede Kamer aldoor rechtser, terwijl de kiezer steeds meer opschoof naar het politieke midden. Per saldo steeg de ideologische congruentie van 69% in 1971/1972 tot 95% in 2003/2006 om weer ietsje te dalen naar 85% in 2017. Dus kloof, hoezo kloof?

Nu lijkt het bij links en rechts in hoofdzaak te gaan om sociaaleconomische tegenstellingen, maar de afstand tussen hoog en laag opgeleide kiezers en hun gekozenen is ook niet (meer) zo groot als het om problemen van integratie gaat of om de Europese samenwerking. In het laatste geval heeft de volksvertegenwoordiging zich aangepast aan de meer eurosceptische houding onder de kiezers.

Toch zijn er twee complicaties, die het beeld weliswaar niet fundamenteel wijzigen maar het wel nuanceren. Andeweg wijst erop dat als opvattingen meer in samenhang worden onderzocht, er wel sprake is van afstand. In de bevolking is er een vrij groot segment van constant een derde (sedert 1998) dat linkse sociale opvattingen combineert met rechtse culturele opvattingen. Kiezers combineren een voorkeur voor kleinere inkomensongelijkheid met voorkeur voor volledige aanpassing van minderheden. Parlementariërs prefereren ofwel inkomensnivellering en multiculturaliteit, ofwel zij geloven in grotere inkomensverschillen samen met strikte aanpassing door minderheden. In ons land, maar niet alleen hier, ontbreekt kennelijk een partij die op geloofwaardige wijze linkse sociale opvattingen weet te combineren met rechtse opvattingen over sociale integratie.

Er is nog een vuiltje, waar Andeweg (ten onrechte?) slechts in een voetnoot aandacht aan geeft. In het onderzoek worden opvattingen met elkaar vergeleken. Maar het politieke handelen wil wel eens stevig verschillen met die opvattingen. Tussen droom en daad staan regeerakkoorden in de weg en internationale verdragen alsmede economische machtsverhoudingen. Dat correspondeert met veel gehoorde kritiek onder kiezers, dat politici wel veel beloven maar uiteindelijk toch ‘doen wat zij zelf willen.’ Je moet al goed thuis zijn in het politieke bedrijf om te doorzien dat de wil er wel is om naar eigen overtuiging te handelen maar dat de mogelijkheid nogal eens ontbreekt. Daar zit echt een lelijk trekje aan de democratie, ook al valt het met die ‘kloof’ uiteindelijk wel mee.


  • 1) 
    Rudy B. Andeweg, Werk in uitvoering. Beschouwingen over het functioneren van de democratie. Verzameld en van een inleiding voorzien door Joop van Holsteyn, Galen Irwin en Ruud Koole, Utrecht: Spectrum, 2018.
  • 2) 
    Prof. dr. R. B. Andeweg, Kiezers, Kamerleden en ‘de Kloof’ (afscheidsrede), Leiden: Universiteit Leiden, 2018.


Andere recente columns