(On)vrede

4 mei 2018, column Bert van den Braak

Tijdens economische crisis van de jaren tachtig, die dieper was dan die van 2008, was er veel onvrede over het regeringsbeleid. Er waren stakingen van overheids- en treinpersoneel, het Binnenhof werd door brandweerlieden onder een laag schuim bedekt en vakbonden organiseerden massademonstraties. Ook de uitbreiding van kernbewapening (kruisraketten) was in die tijd voor veel burgers reden om heftig in verzet te komen. De regering zette toen niettemin haar plannen door, soms zelfs met een krappe meerderheid. Dat werd geaccepteerd; van grote onvrede over het parlementair stelsel als zodanig was geen sprake.

Blijkbaar was er toen brede steun voor het uitgangspunt dat een democratisch gekozen meerderheid het uiteindelijk voor het zeggen heeft. De protesten hadden overigens deels en indirect wel degelijk invloed. Soms werden plannen afgezwakt of later bijgesteld. Het kruisrakettenprotest in West-Europese landen droeg bij aan een ander internationaal klimaat, met wapenvermindering als uitkomst. Ook protesten zijn onderdeel van de democratie.

In een parlementaire democratie beslist de meerderheid. Mechanismen als een vrije pers, het recht op demonstratie en vrijheid van meningsuiting maken daarvan nadrukkelijk deel uit. Na publiek en parlementair debat is de uitkomst dan een gegeven. Een beter alternatief voor het stelsel is er niet. Denkbaar is dat het kiesstelsel zo wordt ingericht dat blokvorming wordt bevorderd en daarmee regeringsvorming vereenvoudigd, maar dat doet aan het principe van besluitvorming door een parlementaire meerderheid niets af. Een grote minderheid kan gedwongen zijn zich neer te leggen bij een besluit van een krappe meerderheid. Bij referenda, in welke vorm dan ook, is dat overigens niet anders.

Tijdens de bezetting en kort na de bevrijding leefden hier en daar gedachten over een ander soort bestel. Met een idealistische bril werd gepleit een einde te maken aan de 'hokjesgeest' (de verzuiling). De latere KVP-leider Romme bepleitte in 1945 in een al in 1943 geschreven essay een nieuw grondwettelijk bestel, met een krachtig uitvoerend bewind en zwakke parlementaire invloed. Daarvan kwam (gelukkig) niets, omdat er zelfs in eigen katholieke kring geen enkele steun voor was. Het vooroorlogse bestel keerde terug. Dat werd als het ware belichaamd door ARP-voorman Jan Schouten, die na terugkomst uit het gevangenschap in het beruchte kamp Mauthausen zei: 'Ik ben niet veranderd'. Het was feitelijk ook waarvoor was gestreden. Juist verscheidenheid van opvattingen, recht op organisatie en mogelijkheid tot vrij debat waren en zijn essentieel. Er kwam alleen (enige) nieuwe partijvorming door het samengaan van sociaaldemocraten, vrijzinnig-democraten en progressieve christenen in de PvdA, maar een echte 'doorbraak' bleef uit. Aan de verzuiling zou pas na een autonoom proces van meerdere jaren een einde komen. Verzuiling als zodanig was lange tijd een wezenskenmerk van ons land.

Onder de naoorlogse volksvertegenwoordigers waren er die zelf daadwerkelijk voor terugkeer van dat bestel hadden gestreden. Genoemd kunnen worden de Kamerleden Theo van Lier (PvdA) en Jan Peters (KVP) die op grond van hun verzetswerk de Militaire Willemsorde kregen, de communisten Gerben Wagenaar en Joop Wolff, de ARP'ers Siewert Bruins Slot, Jan Smallenbroek en Maarten Schakel, de katholieke drukker Theo Koersen en de sociaaldemocraten Frans Goedhart en Johan Scheps. Ook de burgemeester van het zwaargetroffen Den Helder, het latere VVD-Kamerlid Govert Ritmeester, gedroeg zich uitermate moedig. En er waren er meer.

Voor enkelen onder hen zal het uitblijven van partijvernieuwing vast een teleurstelling zijn geweest, maar allen zullen dankbaar zijn geweest voor terugkeer van de parlementaire democratie. Daarvoor werd niet alleen gestreden, maar velen - onder wie enkele politici - betaalden dat met de dood 1). Terreur, onderdrukking en dictatuur tijdens de bezetting vergrootten daarnaast het bewustzijn dat ook internationaal verankering van (mensen)rechten en burgerlijke vrijheden, inclusief het recht op asiel, noodzakelijk was. Ook dat is gelukkig gebeurd, al blijkt helaas vaak hoe moeilijk ze te handhaven zijn.

Bij de tegenwoordige sluimerende onvrede is het goed om te realiseren dat parlementaire democratie het beste bestel is dat we ons kunnen wensen. Wie spreekt over een 'nepparlement' moet zich ten eerste rekenschap geven van de impact daarvan en ten tweede met een geloofwaardig alternatief komen. Ons bestel is er één van checks and balances met volop mogelijkheden tot inspraak. Het vergt wel het vermogen om zich uiteindelijk te kunnen neerleggen bij een beslissing, ook al wordt die op zichzelf als onbevredigend of zelfs pijnlijk beschouwd. Als het vermogen om verder te kijken dan het eigen gelijk levend wordt gehouden, is er al een wereld gewonnen.




Andere recente columns