Het belangrijkste komt nog

11 juli 2014, column J.Th.J. van den Berg

Tot voor kort deed de massale kritiek op het kabinet en zijn parlementaire vrienden denken aan de even massale kritiek op de bondscoach van het Nederlandse voetbalelftal, Louis van Gaal. Hijzelf deugde niet; er werd niet gepresteerd; de spelers waren niet aan de maat. Wat het kabinet ook ‘verzon’, het werd in de meeste media de grond in geboord. Wie daartegen in bracht, dat door de samenstelling van de coalitie en de ontbrekende meerderheid in de Eerste Kamer de ruimte groot was voor parlementaire invloed van ook niet-coalitiepartijen, kreeg te horen dat dit het beste bewijs was van de zwakte van de coalitie.

Maar, het lijkt met het kabinet te gaan zoals met de bondscoach en het Nederlandse voetbalteam: de ene buit na de andere wordt politiek binnengehaald. Het kabinet heeft kans gezien om ombuigingen aanvaard te krijgen ter hoogte van iets meer dan 50 miljard euro. Daarnaast heeft het hervormingen weten door te voeren in het pensioenstelsel, de zorg, de woningmarkt, de arbeidsmarkt en de kosten van het hoger onderwijs. Het Centraal Planbureau kwam onlangs zelfs met het bericht dat Nederland de kosten van de vergrijzing, een van de grootste politieke vraagstukken van de laatste jaren, onder controle heeft. De coalitie van VVD en PvdA is blijkbaar niet zo slecht als er vanaf 2012 stelselmatig is beweerd; net zo min als het Nederlandse elftal zo zwak is als consequent volgehouden door de ‘kenners’.

Natuurlijk, men hoeft het met de keuzes van het kabinet niet eens te zijn. Daar zijn er zeker bij die voor ernstige, politieke kritiek in aanmerking komen. (De PvdA heeft daar ernstig onder te lijden.) Niemand kan echter volhouden dat er onbekwaam werk wordt geleverd en evenmin dat kabinet en coalitie verrijkende besluiten niet aandurven en dus maar pappen en nathouden. En dat, zonder van een meerderheid in de Eerste Kamer verzekerd te zijn en dus gedwongen zaken te doen met partijen van de oppositie.

In het algemeen echter is in een paar jaar tijd het politieke landschap in Nederland van karakter veranderd. Regering en coalitiepartijen zijn bereid gebleken de grens met de parlementaire oppositie te overschrijden. Ook een aantal oppositiepartijen heeft begrepen dat een politiek van afwijzen niemand vooruit helpt en dat ook zij de grens tussen oppositie en coalitie diende te overschrijden. Alleen het CDA is nog de weg kwijt, meer in de Tweede dan in de Eerste Kamer trouwens. SP en PVV doen evenmin ergens aan mee; het is de vraag hoe lang vooral de SP dat nog wil volhouden.

Begin vorig jaar heb ik in deze column betoogd *) dat zulke wederzijdse grensoverschrijding, wil zij succesvol zijn, veel vergt van het koele hoofd en de professionaliteit van de deelnemers aan het politieke verkeer. Het heeft even geduurd, maar het lijkt erop dat de belangrijkste spelers er schik in hebben gekregen en hun ervaring steeds beter inzetten. Ongeveer zoals het Nederlands elftal in Brazilië: niet erg bevallig maar wel bekwaam en met het vereiste resultaat. Dat geldt voor oppositie en voor coalitie.

Dat kan niet enkel een zaak zijn van de politieke leiders; ook van de vakmensen in kabinet en fracties eist dit inzicht en competentie. Kabinet en Kamer zijn dus beter dan zij, in het oog van een aantal ‘kenners’, aldoor hebben geleken. Politieke journalisten passen zich daarbij sneller aan dan hun collegae in de sport.

Toch, het belangrijkste moet nog komen. Er is een groot aantal wetten parlementair aanvaard met diep ingrijpende maatschappelijke effecten. Voor de politiek geldt hetzelfde als voor de oorlog: ‘The aims of the battle and the fruits of the conquest are never the same’. Het komt erop aan de wetgeving zo uit te voeren en maatschappelijk te laten landen dat er zo min mogelijk ongelukken gebeuren. Dat vergt van het kabinet een zekere souplesse als het om onverwachte en ongewenste uitkomsten leidt. Het vergt van de Tweede Kamer dat zij dat doet wat naast wetgeving haar hoofdtaak is: degelijk onderzoek doen en scherp in de gaten houden wat er met alle zegeningen van het overheidsbeleid gebeurt.

Beide, kabinet en Kamer, zullen daar tot 2017, het einde van de legislatuur, hun handen vol aan hebben.

*) Zie column: ‘De taak van de oppositie’, 22 februari 2013.



Andere recente columns