Dr. G. (Ger) Klein
Wetenschapper uit een onvervalst rood nest. Werd als Nieuw-Linkser in 1972 Tweede Kamerlid en kort daarna staatssecretaris van Onderwijs in het kabinet-Den Uyl. Enorme werklust leidde onder meer - in nauwe samenwerking met minister Van Kemenade - tot nota's over studiefinanciering en toekomst wetenschappelijk onderwijs en tot de wet herstructurering wetenschappelijk onderwijs. Een sympathieke, sociaal betrokken persoonlijkheid, die niettemin hard uit de hoek kon komen wanneer hij onrechtvaardigheid of elitair vertoon ontwaarde. Werd in 1980 lid van de Raad van Bestuur van TNO. Leed toen al aan manische depressiviteit, die steeds heviger werd. Schreef daar een indrukwekkende autobiografie over.
PvdA
functie(s) in de periode 1972-1980: lid Tweede Kamer, staatssecretaris
Contentssopgave van deze pagina:
-
-wetenschappelijk medewerker (hoofdnatuurkundige), Natuurkundig Laboratorium N.V. Philips' Gloeilampenfabriek te Eindhoven, from 1952 until September 1967
-
-bijzonder hoogleraar elektronica, Technische Hogeschool te Delft, from 1 September 1967 until 1 September 1968
-
-hoogleraar elektronische instrumentatie, Technische Hogeschool te Delft, from 1 September 1968 until 1 December 1972
-
-lid Tweede Kamer der Staten-Generaal, from 7 December 1972 until 11 May 1973
-
-staatssecretaris van Onderwijs en Wetenschappen (belast met hoger- en wetenschappelijk onderwijs), from 11 May 1973 until 8 September 1977
-
-lid Tweede Kamer der Staten-Generaal, from 8 June 1977 until 5 February 1980
-
-lid Raad van Bestuur belast met sociale zaken, TNO (Nederlandse Organisatie voor toegepast-natuurwetenschappelijk onderzoek), from February 1980 until 1985
Responsibilities as statesecretary
-
-Was als staatssecretaris belast met behartiging van zaken op het terrein van 1. het wetenschappelijk onderwijs; 2. het hoger-beroepsonderwijs (m.u.v. de aangelegenheden op het gebied van de directies Opleiding docenten en her- en bijscholing docenten); 3. de afdeling Bevordering wetenschapsbeoefening; 4. de hoofdafdeling Rijksstudietoelagen.
-
-lid Raad van Toezicht "Robert Fleury Stichting"
-
-voorzitter Educatief Beraad Rotterdam
Derived functions
ondervoorzitter vaste commissie voor het Wetenschapsbeleid (Tweede Kamer der Staten-Generaal), from 24 January 1978 until March 1979
U ziet een selectie van de nevenfuncties. In de uitgebreide versie is een overzicht van nevenfuncties in te zien.
-
-Was in zijn eerste periode als Kamerlid onder meer woordvoerder kernenergie en studiefinanciering
-
-Hield zich in de periode 1977-1980 in de Tweede Kamer hoofdzakelijk bezig met wetenschappelijk onderwijs, wetenschapsbeleid en kernenergie
Dissenting voting behaviour (0/2)
In de uitgebreide versie is een overzicht van opvallend stemgedrag opgenomen.
Policy-making activities as minister (3/4)
-
-Bracht in 1975 de Nota betreffende de positie van het voorbereidend jaar bij het hoger beroeponderwijs uit. Gekozen wordt een gefaseerde afschaffing, die moet uitmonden in volledige afschaffing. (13.320)
-
-Bracht in 1975 de Nota Planning Hoger Onderwijs uit. Hierin wordt uiteengezet hoe de opbouw van het planningsysteem weer in gang is gezet. (13.401)
-
-Bracht in 1975 samen met minister Van Kemenade de Nota 'Hoger onderwijs in de toekomst' uit. Hierin staat de mogelijke ontwikkeling op lange termijn en de aanzetten voor de eerstvolgende jaren. De nota gaat uit van de verwachting dat de komende 25 jaar de behoefte aan hoger onderwijs toeneemt. Er moet daarom één stelsel van hoger onderwijs komen, met daarin vier typen van programma's: voorbereiding van wetenschappelijke onderzoekers, voorbereiding van beroepen waarvoor wetenschappelijke vorming vereist is, voorbereiding voor beroepen die specifieke wetenschappelijke kennis vereisen, en algemeen toepasbare programma's. Er komen instellingen van wetenschappelijk onderwijs en instellingen van hoger-beroepsonderwijs. Ook de technische hogescholen en de landbouw-hogeschool worden universiteit. De wederzijdse doorstroming van hbo en w.o. zal worden bevorderd. (13.733)
Legislative activities as minister (3/6)
-
-Bracht in 1975 samen met minister Van Kemenade de Wet Herstructurering wetenschappelijk onderwijs (Stb. 656) tot stand. Deze had als uitgangspunt verkorting van de doctorale opleiding van alle studenten en een uitbreiding van de mogelijkheden tot wetenschappelijk onderzoek na het doctoraal examen. Door de kortere opleiding moest ook de inschrijvingsduur worden teruggebracht. Er zou een assistent-onderzoekerschap komen. Zowel in de propedeuse als doctorale fase was één jaar overschrijding toegestaan. De mogelijkheden voor post-academisch onderwijs werden uitgebreid. Er moest nauwere samenhang komen tussen wetenschappelijk en hoger-beroepsonderwijs. Het wetsvoorstel was in 1971 door minister Veringa ingediend. Via twee wetjes werd in 1978 en 1980 invoering van de wet uitgesteld en in 1981 werd de wet door minister Pais vervangen door een nieuw voorstel (wetsvoorstel 16.106) en als Wet twee-fasenstructuur wetenschappelijk onderwijs ingevoerd. (11.281)
-
-Bracht in 1975 de Wet Rijksuniversiteit Limburg (Stb. 717) tot stand. Hierdoor krijgt Maastricht een universiteit (opening vond plaats 9 januari 1976) met een medische faculteit en een faculteit algemene wetenschappen. (13.368)
-
-Bracht in 1977 de wet (Stb. 298) Verlenging van de werkingsduur en wijziging van de Wet Universitaire Bestuurshervorming 1970 tot stand. De werking van de WUB, die een experimenteel karakter had en 1 september 1976 zou expireren, wordt verlengd tot 1 september 1982. Daarnaast worden enkele wijzigingen aangebracht om de werking van de wet te verbeteren. Het betreft onder meer de samenstelling van de faculteitsbesturen en van de examencommissies, en de verantwoordelijkheden van College van Bestuur en universiteitsraden. (13.744)
U ziet een selectie van activiteiten. In de uitgebreide versie is het gehele overzicht van activiteiten in te zien.
-
-In 1966 mede-initiatiefnemer van Nieuw Links
-
-Werd in 1971 gepasseerd als 'staatssecretaris' in het alternatieve kabinet-Den Uyl/Van Mierlo/Aarden
-
-Verwachtte in 1978 dat hij namens zijn fractie woordvoerder zou zijn in het debat over de zaak-Aantjes, omdat hij als staatssecretaris de politiek verantwoordelijke was geweest voor het door Prof. L. de Jong geleide RIOD. Hij was steeds kritisch geweest over De Jongs functioneren als 'nationaal' geschiedschrijver over de bezettingstijd. Toen er na het mislopen van het woordvoerderschap door zijn fractie ook nauwelijks iets werd gedaan met het door hem gevormde dossier over de rol van De Jong in de zaak-Aantjes 'draaide hij door' en ontwikkelde zich - in combinatie met overwerktheid - bij hem een psychische stoornis (manische-depressiviteit).
Private life
-
-Was in 1943/1944 tewerkgesteld in Duitsland
-
-Weigerde in 1978 na zijn staatssecretariaat de gebruikelijke koninklijke onderscheiding
Speciaal voor de verkiezingen voor de Tweede Kamer zijn de biografieën van alle kansrijke (volgens de peilingen) kandidaten in uitgebreide vorm raadpleegbaar op parlement.com.
Voor de overige ruim 5000 biografieën geldt het volgende:
In het digitale biografisch archief van de Stichting PDC, partner van het Montesquieu Instituut, is een uitgebreide versie aanwezig met bijvoorbeeld partijpolitieke functies, maatschappelijke nevenfuncties, parlementaire activiteiten, opleiding en wetenswaardigheden. Voorlopig is het beschikbaar stellen van uitgebreide biografieën, en/of daarop gebaseerde statistische gegevens, opgeschort. Wilt u een uitgebreide biografie inzien? Laat het ons weten als u daar belangstelling voor heeft.