Cijfers kabinet-Balkenende IV (2007-2010)

Het kabinet-Balkenende IV nam zich bij de start voor vooral niet al teveel impopulaire bezuinigingsmaatregelen te nemen. Toen de kredietcrisis Nederland in het najaar van 2008 bereikte, gevolgd door de Grote Recessie, waren de plannen van voor de crisis in één klap achterhaald. Minister Bos (Financiën) moest vele tientallen miljarden euro’s inzetten om financiële instellingen van de ondergang te redden.

Het kabinet nam een mix van maatregelen om de economie te stimuleren en de overheidsuitgaven binnen (opgerekte) financiële kaders te houden. De coalitiepartners CDA, PvdA en ChristenUnie maakten hierover in het voorjaar van 2009 nieuwe afspraken in het Aanvullend Beleidsakkoord. Het begrotingstekort liep gedurende de kabinetsperiode op tot boven de 5% BBP. Door de crisis en de steunverlening aan de financiële sector steeg de staatsschuld met grote sprongen.

Inhoudsopgave van deze pagina:


1.

Coalitieakkoord

Bij de beëdiging van het kabinet-Balkenende IV draaide de economie op volle toeren. Ondanks turbulentie op de internationale financiële markten bedroeg de economische groei in 2007 3,7%. De werkloosheid daalde van 4,2% in 2007 naar 3,7% in 2008. Na de bezuinigingen van het kabinet-Balkenende II had het CDA weinig verdere ambities om de economie te hervormen. Dit gold ook voor de nieuwe regeringspartijen, PvdA en ChristenUnie.

In het coalitieakkoord, zoals CDA, PvdA en ChristenUnie hun regeerakkoord noemden, werd afgesproken de uitkeringen voor bestaande gevallen van volledig arbeidsongeschikten in de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen (WAZ) en de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong) te verhogen van 70% naar 75%. Dit naar het voorbeeld van de verhoogde uitkering voor volledig en duurzaam arbeidsongeschikten in de door het kabinet-Balkenende II ingevoerde stelsel van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA). Ook de herbeoordeling van arbeidsongeschikten werd versoepeld.

Wel kwamen de coalitiepartners overeen om voor iedereen die na 1945 was geboren, vanaf 2011 geleidelijk een heffing over het aanvullende pensioen boven de € 18.000 in te voeren om ook in de toekomst een welvaartsvaste AOW te garanderen. Bij doorwerken tot 65 jaar moest deze bijdrage per saldo komen te vervallen.

Verder werden de begrotingsregels op enkele belangrijke punten gewijzigd. De rentelasten (over de staatsschuld) werden buiten het uitgavenkader geplaatst waarbinnen de overheidsuitgaven moeten blijven. Voor de economische groei in de nieuwe kabinetsperiode werd uitgegaan van een zgn. ‘realistische’ raming in plaats van de vroegere (bewust iets lager geraamde) ‘voorzichtige’ raming. Ter compensatie van de optimistischer raming werd de signaalwaarde voor het EMU-tekort (het begrotingstekort) aangescherpt van 2½% BBP naar 2% BBP. Dit betekende dat het kabinet maatregelen moest nemen als het begrotingstekort boven de 2% BBP zou komen.

2.

Kredietcrisis

In het najaar van 2008 bereikte de kredietcrisis een climax nadat in september de Amerikaanse investeringsbank Lehman Brothers failliet ging. Allerlei financiële deelmarkten kwamen tot stilstand. Als gevolg van een domino-effect kwam de ene na de andere financiële instelling in de problemen. Ook de Nederlandse financiële sector raakte in zwaar weer. Minister Bos (Financiën) moest in samenwerking met De Nederlandsche Bank omvangrijke reddingsoperaties op touw zetten om te voorkomen dat Nederlandse financiële instellingen omvielen.

Om een faillissement van Fortis/ABN AMRO te voorkomen nam de Nederlandse Staat op 3 oktober 2008 voor een bedrag van € 16,8 miljard de Nederlandse delen (waaronder de bank ABN AMRO en verzekeraar ASR) over van bank-verzekeraar Fortis; aan Fortis werd een overbruggingskrediet verleend. In de follow-up van de overname deed de Staat nog aanvullende financiële interventies. Daarnaast stelde de Staat in de laatste maanden van 2008 een kapitaalversterkingsfaciliteit voor financiële instellingen van € 20 miljard beschikbaar. ING, AEGON en SNS REAAL maakten hiervan voor in totaal 13,75 miljard gebruik. Ook verstrekte de Staat voor in totaal € 50,3 miljard aan garanties aan ABN AMRO, Achmea, ING, Leaseplan, NIBC en SNS REAAL.

Op 7 oktober 2008 verruimde minister Bos het depositogarantiestelsel, zodat spaartegoeden van particulieren voortaan zonder eigen risico gegarandeerd werden tot € 100.000. Voorheen was er maximaal € 40.000 euro gegarandeerd. Toen de IJslandse bank Icesave begin oktober 2008 niet meer in staat was spaartegoeden uit te betalen aan rekeninghouders, financierde de Nederlandse Staat de onder het IJslandse depositogarantiestelsel (met een garantie tot maximaal € 20.887) vallende garantievergoeding voor voor de vele Nederlandse spaarders die Icesave had aangetrokken. Vervolgens financierde de Nederlandse Staat in 2009 de extra kosten van de verhoging van het Nederlandse depositogarantiestelsel tot € 100.000. Begin 2009 nam de Nederlandse Staat via de zgn. back-upfaciliteit ook nog 80% (ter waarde van € 21,5 miljard) van het risico van een deel van de Amerikaanse portefeuille met ‘slechte’ hypotheken van ING over.

Alles bij elkaar liepen de financiële interventies in de vele tientallen miljarden. In het voorjaar van 2010 meldde het kabinet in zijn Verantwoordingsbrief over het jaar 2009 dat de Nederlandse overheid sinds het begin van de crisis voor zo’n € 80 miljard aan garanties had verstrekt en per saldo zo’n € 57 miljard had geïnvesteerd in de bancaire sector, exclusief meerdere uitbreidingen van het kredietgarantie-instrumentarium voor ondersteuning van de kredietverlening aan het bedrijfsleven.

Naar aanleiding van deze ongekend grote steunverlening aan de financiële sector besloot het kabinet-Balkenende IV zijn begrotingsregels zodanig aan te passen dat alle kosten en opbrengsten van interventies in de financiële sector, alsmede garantiepremies en mogelijke schade-uitkeringen uit hoofde van de garantieregeling voor bancaire leningen en het depositogarantiestelsel, buiten de uitgavenkaders (waar de uitgaven binnen moeten blijven) zouden worden gehouden. Zo wilde het kabinet voorkomen dat toekomstige renteontvangsten op verstrekte leningen of dividenduitkeringen zouden leiden tot ruimte onder het uitgavenkader, en dat eventuele schadebetalingen voor verstrekte garanties ten koste van geplande ‘reguliere’ overheidsuitgaven zouden moeten worden ingepast binnen het uitgavenkader.

3.

De Grote Recessie

De kredietcrisis had een dramatische impact op de rest van de economie. Banken draaiden onderling de kredietkraan dicht waardoor er nauwelijks meer kredieten verstrekt konden worden. Consumenten en producenten verloren het vertrouwen in de economie. In 2009 kromp de wereldhandel, waarvan de Nederlandse economie uiterst afhankelijk was, met meer dan 10%. Hierdoor stortte de Nederlandse economie in sneltreinvaart in. Achteraf bleek dat de economie in 2009 zelfs met 3,8% was gekrompen, de grootste economische krimp sinds de Tweede Wereldoorlog.

Door de Grote Recessie ontspoorden de overheidsfinanciën volledig. Het EMU-saldo sloeg om van een overschot van +0,2% BBP in 2007 en 2008 naar een tekort van 5,4% BBP in 2009. Daarbij moest worden aangetekend dat de overheidsuitgaven voor steunverlening aan de financiële sector niet eens meetelden in de definitie van het EMU-saldo, maar wel in de definitie van de EMU-schuld (de ‘staatsschuld’). Deze nam volgens de achteraf beschikbare cijfers toe van 42,7% BBP in 2007 naar 54,7% in 2008 en 56,8% in 2009, waar de Miljoenennota 2009 (september 2008) nog uitging van een schuld van 39,6% BBP in 2009.

4.

Aanvullend Beleidsakkoord

In het voorjaar van 2009 was duidelijk dat de uitgangspunten waarop het coalitieakkoord gebaseerd was, achterhaald waren. In maart sloten CDA, PvdA en ChristenUnie het Aanvullend Beleidsakkoord. Hierin werd afgesproken de economie in 2009 en 2010 te ondersteunen door de werking van de automatische stabilisatoren (zoals uitgaven aan werkloosheidsuitkeringen die de vraagkant van de economie nog enigszins op peil houden in een recessie) te versterken en een tijdelijk stimuleringspakket door te voeren bovenop het uitgaven- en inkomstenkader zoals vastgelegd in het coalitieakkoord. De begrotingsregels werden hiertoe opgerekt door o.m. de uitgavenkaders aan te passen aan stijgende werkloosheidsuitgaven. De signaalwaarde voor het EMU-tekort werd in feite opgeschort en er werd meer lastenverlichting gegeven dan in het Coalitieakkoord was voorzien.

Minister Donner (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) voerde tijdelijk een mogelijkheid voor deeltijd-WW in om ervoor te zorgen dat door de crisis getroffen bedrijven hun werknemers gedeeltelijk in dienst konden blijven houden. De coalitiepartijen kwamen ook overeen dat er in jaren van economische krimp per saldo niet zou worden bezuinigd. Pas op middellange termijn (vanaf 2011 indien de economie dan weer zou groeien) zou volgens de afspraken worden gestart met het weer op orde brengen van de overheidsfinanciën. Het Aanvullend Beleidsakkoord bevatte ook een ‘houdbaarheidspakket’ dat er o.a. in voorzag de AOW-gerechtigde leeftijd op termijn te verhogen van 65 naar 67 jaar.

5.

Brede heroverwegingen

Om de ingestorte woningmarkt te helpen werd medio 2009 ook een tijdelijke verhoging van de Nationale Hypotheekgarantie doorgevoerd, van € 265.000 naar € 350.000. Toen de groei van de wereldhandel in 2010 weer op gang kwam, leek de Nederlandse economie weer voorzichtig te herstellen. Hoewel de crisis voor een oplopende werkloosheid had gezorgd, viel de stijging hiervan nog relatief mee. De overheidsfinanciën hadden echter zware averij opgelopen en de Europese tekortnorm van 3% BBP werd ruimschoots overschreden. Het kabinet besloot daarom in het najaar van 2009 een groot aantal, grotendeels ambtelijke werkgroepen aan het werk te zetten die in het kader van ‘brede heroverwegingen’ voorstellen moesten doen voor toekomstige hervormingen en bezuinigingen. De brede heroverwegingsrapporten werden in het voorjaar van 2010, na de val van het kabinet, vervroegd gepubliceerd.

Na de verkiezingen van 2010 dwong de door de Tweede Kamer aangenomen motie-Koolmees/Weekers (D66/VVD) het inmiddels demissionaire kabinet alternatieve maatregelen voor te bereiden om alsnog invulling te geven aan een bedrag van € 3,2 miljard aan bezuinigingen uit het Aanvullend Beleidsakkoord, dat zonder nadere actie niet zou worden gerealiseerd. In de zomer van 2010 besloot het kabinet daarom tot een pakket besparingsmaatregelen oplopend tot € 3,2 miljard in 2015. Intussen was er in de eerste helft van 2010 steeds meer onrust ontstaan over de onhoudbare toestand van de Griekse overheidsfinanciën. Een nieuwe financiële crisis, de eurocrisis, diende zich alweer aan.

6.

Kerncijfers

Mutatie (%), tenzij anders vermeld

2007

2008

2009

2010

Gem.

Verschil 2010-2007

BBP (niveau, mrd €)

613,3

639,2

617,5

631,5

625,4

18,2

BBP

3,7

1,7

-3,8

1,4

0,8

-2,3

Arbeidsproductiviteit bedrijven (per uur) (%)

1,0

0,5

-2,2

2,7

0,5

1,7

Relevante wereldhandel

7,4

1,6

-10,4

10,3

2,2

2,9

Wereldhandelsvolume

7,8

3,3

-10,4

12,5

3,3

4,7

Wereldeconomie

5,6

3,0

-0,1

5,4

3,5

-0,2

Overheidsfinanciën

 

% BBP

2007

2008

2009

2010

Gem.

Verschil 2010-2007

EMU-saldo

0,2

0,2

-5,4

-5,0

-2,5

-5,2

EMU-schuld

42,7

54,7

56,8

59,3

53,4

16,6

Bruto collectieve uitgaven

42,7

43,7

48,0

48,1

45,6

5,4

Collectieve lasten

36,0

36,4

35,4

36,1

36,0

0,1

Lonen en prijzen

 

%, tenzij anders vermeld

2007

2008

2009

2010

Gem.

Verschil 2010-2007

Inflatie (hicp) (%)

1,6

2,2

1,0

0,9

1,4

-0,7

Inflatie (CPI) (%)

1,6

2,5

1,2

1,3

1,7

-0,3

Arbeidsinkomensquote

70,0

70,6

74,7

72,8

72,0

2,8

Olieprijs (USD/vat)

70,5

95,7

61,8

78,8

76,7

8,3

Contractloonmutatie marktsector

1,8

3,3

2,7

1,0

2,2

-0,8

Arbeidsmarkt en sociale zekerheid (1)

 

Dzd, tenzij anders vermeld

2007

2008

2009

2010

Gem.

Verschil 2010-2007

Werkloosheid (%)

4,2

3,7

4,4

5,0

4,3

0,8

Werkloosheid (personen)

355

318

381

435

372,3

80,0

Groei werkgelegenheid (uren) (%)

2,9

1,7

-1,4

-0,7

0,6

-3,6

Werkloosheidsuitkeringen (uitkeringsjaren)

184

148

197

234

190,8

50,4

Bijstand (WWB/IOAW/IOAZ) (personen)

296

275

278

308

289,0

11,6

Werkloosheids- + bijstandsuitkeringen

480

422

475

542

479,8

62,0

Arbeidsongeschiktheidsuitkeringen (uitkeringsjaren)

715

706

701

704

706,8

-11,2

Uitkeringen ziekte (uitkeringsjaren)

319

306

313

326

315,8

7,7

Arbeidsmarkt en sociale zekerheid (2)

 

%

2007

2008

2009

2010

Gem.

Verschil 2010-2007

i/a-ratio

60,1

58,4

60,8

63,3

60,6

3,2

Bruto participatiegraad 20-64 jaar

74,0

75,2

75,7

75,5

75,1

1,5

Bruto participatiegraad 15-74

69,5

70,5

70,7

70,2

70,2

0,7

Netto participatiegraad 15-74

66,6

67,9

67,6

66,7

67,2

0,1


Meer over