Mythe van de elite

18 november 2016, column Bert van den Braak

De overwinning van Donald Trump werd deels verklaard als een opstand tegen de Washingtonse politieke elite. De vraag kwam op of zo'n opstand in ons land ook niet denkbaar is. Los van de vraag of de Amerikaanse analyse juist is (de Republikeinen haalden ongeveer evenveel stemmen als bij eerdere verkiezingen, maar de Democraten deden het slechter), is het betwistbaar of in ons land sprake is van een gesloten politieke elite. Dat zou dan een kleine groep politici zijn, die elkaar baantjes toedeelt, niet luistert naar gewone mensen en alleen de eigen belangen behartigt.

Al is de aantijging dat politici alleen eigen of onzuivere belangen nastreven niet eenvoudig te weerleggen, zij is daarmee niet minder onwaar. Dat bijvoorbeeld de huidige bewindspersonen van VWS uitsluitend streven naar - ook op langere termijn - goede en houdbare zorg staat voor mij als een paal boven water. Dat daarbij moeilijke besluiten nodig waren en zijn, is waar. Evenzeer valt niet te ontkennen (noch te voorkomen) dat er daarbij fouten worden gemaakt, dat soms andere keuzes denkbaar zijn en dat er in de zorg nog misstanden bestaan. Kritiek is mogelijk en toegestaan, maar dat doet niet af aan hun primaire inzet om voor iedereen goede zorg te verzekeren. Het is onzinnig om deze bewindslieden - en het geldt eveneens voor de anderen - van oneigenlijke belangenbehartiging te betichten.

Evenmin kan moeilijk worden gesteld dat ons systeem heel gesloten is en dat politieke nieuwkomers weinig kans maken. Het tegendeel is het geval. Sinds de jaren zestig kregen diverse nieuwe partijen (D66, PPR, DS'70, LPF, ChristenUnie, PVV) de kans om een prominente rol te spelen, ook als regeringspartij. DS'70 en LPF werden dat zelfs direct bij intrede in het parlement. Dat sommige partijen er een puinhoop van maakten (de LPF in 2002) dan wel wegliepen toen het lastig werd (de PVV in 2012) kan moeilijk gevestigde partijen worden verweten. Overigens hebben serieuze nieuwe partijen, ook als ze niet mee regeren, wel degelijk invloed. Dat blijkt wel uit de 'agendering' van dierenwelzijn door de Partij voor de Dieren.

Ook in personele zin kan moeilijk van een gesloten systeem worden gesproken. Klacht is tegenwoordig eerder dat politici (met name Tweede Kamerleden) te snel de politiek weer verlaten. Van de huidige VVD-Tweede Kamerfractie zal bijvoorbeeld zeker de helft niet terugkeren. Dat is juist het tegendeel van een kleine gesloten elite die aan het pluche zit gekleefd. Er is voortdurend sprake van nieuwkomers, ook van buiten de bestuurlijk-politieke sector. Het staat iedereen vrij om zich bij een partij aan te sluiten, daarin actief te worden en naar bestuurlijke functies te streven.

In veel landen komen bewindslieden altijd uit het parlement. Dat is in ons systeem niet het geval. Onder hen waren ook ondernemers, wetenschappers, journalisten en gemeentebestuurders. Onder de huidige Tweede Kamerleden zijn verder huisartsen, voormalige politieambtenaren, leraren, vakbondsbestuurders en mensen uit het bedrijfsleven. Een aantal van hen was eerder gemeenteraadslid, een politiek ambt dat juist tot zeer directe contacten met burgers leidt. Het is zeker waar dat de politiek-bestuurlijke sector sterker is vertegenwoordigd. Dat ligt voor de hand, maar is zeker geen diskwalificatie. Ik zou niet durven beweren dat wie alleen een loopbaan bij de (semi-)overheid of in het bestuur heeft gehad, geen voeling heeft met wat onder 'gewone burgers' leeft. Of geldt dat dan ook voor bijvoorbeeld Geert Wilders (vier jaar semi-overheid en daarna vanaf 1990 op het Binnenhof), voor Ronald van Raak (sinds 2000 partijfunctionaris) of Renske Leijten (eerdere baan alleen fractiemedewerker)?

Het is waar dat sommige politici na hun Haagse loopbaan in bestuurs- of adviesfuncties terecht komen, maar dat is een minderheid. De keuze van burgemeesters en commissarissen van de Koning is geheel een zaak van raden en Staten. Dat partijen daarbij primair naar de eigen politieke kleur kijken, is bewijsbaar onwaar. In mijn woonplaats Delft droeg de raad bijvoorbeeld CDA-politica Marja van Bijsterveldt voor als burgemeester, terwijl het CDA daar een bescheiden rol speelt (en de benoeming werd bijna raadsbreed enthousiast begroet). De recent benoemde commissarissen van de Koning Han Polman in Zeeland, Jaap Smit in Zuid-Holland en René Paas in Groningen waren niet alleen 'Haagse' buitenstaanders, maar bovendien was hun politieke kleur geen beletsel om hen voor te dragen.

Dat politici van traditionele partijen er alleen voor of namens zichzelf zitten, is onbewezen. Dat zij de afgelopen periode impopulaire (maar noodzakelijke) maatregelen durfden te nemen, bewijst eerder het tegendeel. Het is te gemakkelijk om te beweren dat zij niet weten waarover 'gewone burgers' zich zorgen maken. De stelling dat het politieke systeem gesloten is en dat nieuwkomers geen kans maken, is onhoudbaar. Benoemingen komen veel democratischer tot stand dan mogelijk wordt verondersteld en vaak wordt beweerd.

Kortom, het frame van de Haagse elite is een populistische mythe.



Andere recente columns