Achtergrond: bijna nooit een 'gelijkspel'

woensdag 14 september 2016, 8:31

DEN HAAG (PDC) - Het is nooit voorgekomen dat een stemming eindigde in 75-75, maar spannende stemmingen zoals bij het initiatiefwetsvoorstel-Dijkstra waren er uiteraard vaker.

In het voorjaar van 2002 staakten tot tweemaal toe de stemmingen over een motie tegen het JSF-project. De uitslag was toen twee keer 74-74. Alleen de uitslag 75-75 leidt direct tot verwerping. In een onvoltallige Kamer moet bij een gelijk aantal voor- en tegenstemmen worden herstemd.

Stemming in een voltallig aanwezige Kamer vond bijvoorbeeld plaats in 1980 bij het wetsvoorstel van het kabinet-Van Agt I over abortus. De uitslag was toen 76-74. Dat was voor het eerst dat alle 150 leden stemden. Opmerkelijk genoeg werd er daarover ook in de Eerste Kamer door alle leden gestemd, met als uitslag 38-37. Eerder, in 1949, stemde de toen uit 100 leden bestaande Kamer in voltalligheid over de Soevereiniteitsoverdracht aan Indonesië. Daarvoor was een twee derde meerderheid nodig, die er met 29 stemmen tegen kwam.

Bekende historische spannende stemmingen waren er verder over het voorstel om de marinevloot uit te breiden, dat in 1923 met 50 tegen 49 stemmen werd verworpen (waardoor het kabinet viel) en de stemming in 1926 over het Verdrag met België, dat met 50 tegen 47 werd aangenomen. De bekendste spannende stemming was er echter in 1900 toen de ontwerp-Leerplichtwet met 50 tegen 49 stemmen werd aanvaard, omdat het lid Schimmelpenninck (een tegenstander) afwezig was. Hij was van zijn paard gevallen.