Dwalende rechters

21 augustus 2015, column J.Th.J. van den Berg

Recentelijk moest de Commissie voor de rechten van de mens (eertijds: commissie gelijke behandeling) zich uitspreken over de schade aangericht dankzij de gasboringen in Groningen. Tot althans mijn verbijstering werd door dat college over het vermijden van schade aan have en goed gesproken als over een ‘grondrecht’. Je gaat je dan afvragen welke ‘grond’ er eigenlijk wordt bedoeld. Nu is de commissie formeel geen rechter, maar zij dient ertoe de gang naar de rechter overbodig te maken. Dat lukt op deze manier niet erg.

Ander voorbeeld: het Urgenda-arrest van de Haagse rechtbank inzake het milieubeleid van de regering. Dat werd onrechtmatig verklaard en en passant werd erbij verteld hoe het op hoofdlijnen wel moest. De rechtbank veroorloofde zich om rechtstreeks te interveniëren in het regeringsbeleid dat dagelijks door de beide Kamers der Staten-Generaal wordt gecontroleerd. Het probleem met dit soort interventies door de rechter is dat hij wel vroom kan voorschrijven wat er moet gebeuren, maar zelden in staat blijkt aan te geven hoe dat moet, laat staan hoe het moet worden bekostigd. Afwegen tegen andere beleidsdoelen van de overheid gebeurt daarbij al helemaal niet. Anders gezegd, de rechter doet iets waarvoor hij niet is aangesteld.

Met andere woorden, de rechter in Nederland (of waar ook elders) is niet boven kritiek verheven. Ook hij kan als elke menselijke instelling fouten en zelfs blunders maken. Beleefdheidshalve spreken wij bij de rechter van ‘dwalingen’. Dus is er bij tijd en wijlen alle reden tot kritiek op rechterlijke uitspraken.

In het algemeen past bij discussie echter het voorbehoud dat de rechter zijn werk moet kunnen doen. Het verdient dus aanbeveling dat vooral leden van de wetgevende macht (Kamerleden dus) hun kritiek voor zichzelf houden, totdat de rechter een onherroepelijke uitspraak heeft gedaan. Dwalingen van een lagere rechter kunnen in beroep immers worden gecorrigeerd en vaak gebeurt dat ook.

Als de staat zelf wordt aangesproken, kan zijn vertegenwoordiger (meestal een bewindsman of –vrouw) met kritiek niet wachten tot er een onherroepelijke uitspraak is. Hij moet zich immers voor de rechter in hoger beroep kunnen verweren. Niet toevallig wordt dat aan de landsadvocaat overgelaten.

Voorts past bij kritiek terughoudendheid omdat de rechter niet, als een minister of parlementariër, zelf kan terugpraten. Hij moet zich strikt beperken tot de motivering van zijn uitspraak. Dat maakt de rechter in de samenleving kwetsbaar. Voor het overige geldt dat naast ministers en parlementariërs ook rechters geacht kunnen worden tegen een stootje te kunnen.

Wat daarbij niet past is dat, als uitspraken van de rechter en zijn gebruik van de beschikbare rechtsmiddelen de politicus niet bevallen, deze ervoor kiest de rechter van zijn bevoegdheden te beroven en hem monddood te maken. Zoals de Britse regering heeft geprobeerd door de rechtsmacht van het Europese Hof in Straatsburg te reduceren tot een soort juridisch advies à prendre ou à laisser. Of, zoals een aantal VVD-ers met als woordvoerder Joost Taverne nastreeft, de Nederlandse rechter te verbieden bij zijn uitspraken gebruik te maken van het Europese Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) 1).

Wat deze VVD'ers blijkbaar hindert, is dat daardoor de rechter zich ook kan uitspreken over de rechtmatigheid van een aanvaarde wet. Dat zij voorts toetsing door de rechter aan de Grondwet blijven afwijzen past daarbij. Veel te veel macht voor de rechter, zo menen zij, en dan ook nog met behulp van Europese maatstaven.

Dat laatste is echt gek. Als de Nederlandse rechter zich over het EVRM uitspreekt kan hij, veel meer dan het Europese Hof, rekening houden met de Nederlandse context en de Nederlandse omgangscultuur. Europese uitspraken willen wel eens heel wat ruwer uitvallen. De uitspraken van de eigen rechter kunnen, zo nodig, in de wetgeving tot correcties leiden, waarmee de rechter in volgende gevallen rekening dient te houden.

Kritische begeleiding van de rechter eist doordachte tegenwerpingen en eventueel wetgeving ter correctie, niet het monddood maken van de rechter. Dat noemen wij met een kanon op een mug schieten. Wij gaan een partij die af en toe dwaalt toch ook niet verbieden om deel te blijven uitmaken van de volksvertegenwoordiging?




Andere recente columns