Waartoe partijen?

11 april 2014, column Bert van den Braak

De groei van lokale partijen en afkalving van gevestigde partijen zette zich bij de raadsverkiezingen van vorige maand door. Sommigen vinden dat wel een goede ontwikkeling. Die landelijke politici en landelijke partijen moeten zich eigenlijk helemaal niet met lokale verkiezingen bezighouden. Lokale thema's vragen om lokale partijen, zo is de redenering.

Nu staat het in een democratie uiteraard iedereen vrij om een poging te ondernemen om in het bestuur te komen. Deelname aan verkiezingen is een groot goed. Toch zijn er kanttekeningen te zetten bij de opkomst van lokale partijen en bij de vraag of dat nu echt een wenselijke democratische ontwikkeling is.

Het beeld van lokale partijen is divers en harde (wetenschappelijke) conclusies daarover zijn nog niet te trekken. Wat ik echter door eigen waarneming wel constateer is dat de naam 'lokale partijen' vaak tamelijk misleidend is. Het gaat veelal niet om 'partijen', maar om lijsten. De redenen voor het ontstaan daarvan zijn divers. Het kan gaan om onvrede met het beleid van landelijke partijen of er kunnen lokale thema's spelen die om plaatselijke aandacht vragen. Maar er zijn ook nogal wat 'voortgezette' afsplitsingen bij. Het gaat dan om raadsleden die na ruzie een eigen fractie beginnen en die vervolgens laten uitmonden in een eigen 'partij'.

Er lijkt wel eens vergeten te worden waarom er (landelijke) politieke partijen zijn. Tot de laatste twee decennia van de negentiende eeuw kenden we geen partijen. Er bestonden alleen lokale (in gemeenten of districten) kiesverenigingen, die de kandidaatstelling regelden. Het laatste kwart van de negentiende eeuw waren er twee ontwikkelingen. Enerzijds waren er gelijkgezinden over bepaalde politieke thema's (de sociale kwestie, onderwijs, kiesrecht) die zich aaneensloten, waarbij soms ook bestaande kiesverenigingen hun krachten bundelden. Anderzijds waren er parlementaire groepen (toen Kamerclubs geheten) waaruit partijen ontstonden. Sommige stromingen (met name socialisten en sociaaldemocraten) volgden de eerste weg. Liberalen, katholieken en christelijk-historischen kwamen via de tweede route tot partijvorming (beter is: unievorming). Bij de antirevolutionairen was sprake van een mengvorm.

Partijen waren nodig om krachten te bundelen, maar zij kregen spoedig een belangrijke functie in het gehele democratische proces. Zij zorgden voor geregelde kandidaatstelling, voor het kweken van een potentieel aan bestuurders en voor ideeën- en meningsvorming. Vrijwel alle partijen maakten daarbij zelf een democratische ontwikkeling door, uitmondend in uiteenlopende vormen van partijdemocratie. Dat zorgde ervoor dat landelijke partijen ook lokaal werden geworteld. Soms werden bestaande kiesverenigingen deel van een nieuwe, landelijke partij; soms zorgde de komst van een landelijke partij ervoor dat er plaatselijke afdelingen ontstonden.

Die afdelingen kregen niet alleen een (democratische) rol bij het meebepalen van de politieke koers van de landelijke partij en bij de landelijke kandidaatstelling, zij werden ook speler in de lokale politiek. Het landelijke aanwezige potentieel aan denkkracht (met name in de wetenschappelijke instituten) kan tevens worden gebruikt voor ideeënvorming over gemeentelijke thema's. En de landelijke organisatie kan op haar beurt lokale afdelingen benutten als rekruteringsbasis voor vertegenwoordigers en bestuurders.

Het - vaak nogal gemakkelijke - verwijt dat landelijke partijen zich te veel met de lokale politiek bezighouden, miskent de rol die lokale afdelingen van landelijke partijen in veel bredere zin spelen. Door die band zijn zij onderdeel van een gereguleerde, democratische organisatie; met partijreglementen, procedures voor conflictbeslechting, maar ook met scholingsmogelijkheden en met landelijke ondersteuning. Betekent dit dat zij dus verlengstuk zijn van de landelijke politiek? Geenszins. Het is een onbewezen (of beter: onjuiste) stelling dat vertegenwoordigers van landelijke partijen op lokaal niveau minder goed geworteld zijn in de eigen gemeenschap of minder goede contacten hebben met hun achterban. Lokale afdelingen van landelijke partijen bieden een prima mogelijkheid voor leden om met hun eigen vertegenwoordigers in contact te komen.

Een stem op lokale 'partijen' komt vaak voort uit onvrede met de landelijke politiek. Dat mag uiteraard. Maar dat lokale lijsten, vaak zonder geregelde kandidaatstelling, programmavorming of andere democratische reglementering per definitie beter zijn dan lokale afdelingen van landelijke partijen, waag ik te betwijfelen. Misschien worden de nuttige functies die onze (landelijke) partijen - en de lokale afdelingen daarvan - in de democratie vervullen te weinig onderkent. Dat kiezers daarbij zelf ook enige inspanning moeten leveren - al is het maar in de vorm van financiële ondersteuning - is waar. Maar je krijgt daar wel iets voor terug, bijvoorbeeld grotere transparantie en mogelijkheden om mee te denken over het programma en om de eigen fractie kritisch te volgen.



Andere recente columns