Schimmelpenninck van der Oije, Jan Elias Nicolaas baron (1836-1914)

 
English | Nederlands

SCHIMMELPENNINCK VAN DER OIJE, Jan Elias Nicolaas baron (1836-1914)

Schimmelpenninck van der Oije, Jan Elias Nicolaas baron, heer van Hoevelaken (bekend onder de naam Schimmelpenninck van der Oye), politicus (Brummen 12-8-1836 - 's-Gravenhage 11-4-1914). Zoon van Hendrik Jan baron Schimmelpenninck van der Oije (bekend onder de naam Schimmelpenninck van der Oye), lid Provinciale Staten van Gelderland, en jkvr. Margaretha Cornelia van Lijnden van Hoevelaken. Gehuwd op 9-10-1862 met Adriana Sophia barones van Rhemen. Uit dit huwelijk werden 1 zoon en 2 dochters geboren. Na het overlijden van de echtgenote (22-9-1874) gehuwd op 17-8-1877 met Gratia Labouchere. Uit dit huwelijk werden 1 zoon en 2 dochters geboren.

Schimmelpenninck van der Oye ging in 1852 studeren aan de Koninklijke Militaire Academie te Breda bij de afdeling genie. Bij KB van 30 juni 1856 nr. 68 werd hij benoemd tot tweede luitenant bij het korps ingenieurs, mineurs en sappeurs. Hij doorliep vervolgens de verschillende rangen en ging als generaal-majoor van de genie in 1899 met pensioen, onder toekenning van de rang van luitenant-generaal.

Vanaf 1884 was Schimmelpenninck adjudant in buitengewone dienst van koning Willem III en op 17 november van dat jaar werd hij voor de Anti-Revolutionaire Partij (ARP) in de Tweede Kamer gekozen, waarin hij tot 1894 achtereenvolgens voor Utrecht (tot 1888) en Amersfoort zitting had. Militaire aangelegenheden kregen hier zijn speciale aandacht, maar zijn belangrijkste daad in deze periode was echter het indienen, op 2 mei 1892, van het initiatief-voorstel tot oprichting van Kamers van Arbeid geweest. Dit voorstel sloot aan op het initiatief-wetsontwerp dat het radicaal-liberale kamerlid H. Pyttersen Tzn. in hetzelfde jaar had ingediend. Beide ontwerpen werden na overleg der voorstellers verenigd. Deze Kamers dienden instellingen te worden waarin werkgevers en werknemers gelijk vertegenwoordigd waren en die bij arbeidsgeschillen moesten bemiddelen. Een grote meerderheid van de Tweede-Kamerleden achtte de zaak nog te weinig voorbereid en besloot het ontwerp voorlopig niet in behandeling te nemen. Door de ontbinding van de Tweede Kamer in het voorjaar van 1894 staakten de afdelingen het onderzoek. Een wet op de Kamers van Arbeid zou pas in 1897 worden aangenomen. Schimmelpenninck van der Oye had toen geen zitting meer in de Tweede Kamer. Door dit initiatiefvoorstel was Schimmelpenninck in conflict gekomen met Abraham Kuyper en De Standaard. Groot geschilpunt vormde de samenstelling van de Kamers van Arbeid, vermenging zoals Schimmelpenninck voorstond, of scheiding van werklieden en patroons, wat de antirevolutionaire leider bepleitte. In maart 1894 trad de regering af na aanneming van het voor haar onaanvaardbare amendement-De Meijier op het kieswetontwerp van J.P.R. Tak van Poortvliet. Alle kamerclubs waren verdeeld in Takkianen en anti-Takkianen. Binnen de ARP liep deze breuk parallel aan de strijd tussen de twee leidende figuren, Kuyper, de Takkiaan, en A.F. de Savornin Lohman, de anti-Takkiaan. Ook Schimmelpenninck van der Oye behoorde tot de tegenstanders van het kieswetontwerp. Samen met negen andere antirevolutionaire kamerleden publiceerde hij in maart 1894, in antwoord op Kuypers aanvallen in De Standaard, een later door de leider van de ARP 'fataal' genoemd manifest aan de kiesverenigingen. Bij de antirevolutionairen kwam het mede hierdoor tot een breuk tussen de Kuyperianen en aanhangers van Lohman. De laatsten vormden na de kamerverkiezingen van 1894 nog binnen de ARP een eigen kamerclub. Nadat in 1898 de breuk definitief was geworden, werd onder leiding van Lohman de Vrij-Antirevolutionaire Partij officieel opgericht. Schimmelpenninck van der Oye werd vice-voorzitter. Nadat er in 1903 een fusie met de Christelijk-Historische Kiezersbond had plaatsgevonden, waaruit de Christelijk-Historische Partij ontstond, vormde deze partij in 1908 samen met de Friesche Bond de Christelijk-Historische Unie.

Schimmelpenninck nam na de verkiezingen van 1894 voor Gelderland zitting in de Eerste Kamer, waarvan hij van 1902 tot zijn dood in 1914 voorzitter was. Zijn tactisch, onpartijdig optreden maakte hem zeer geschikt voor deze functie. Hij heeft, mede door zijn voorzitterschap, begin 1907 een belangrijke rol gespeeld in de zogenaamde 'Staal-crisis'. De minister van Oorlog, H.P. Staal, had voor 1907 ingrijpende bezuinigingen afgekondigd. Zijn plannen werden ongunstig ontvangen. De Tweede Kamer stemde in de 'nacht van Staal' (21 december 1906) desondanks voor de begroting, de Eerste Kamer wees haar in februari 1907 echter af. Het kabinet diende hierop zijn ontslag in. Bij de oplossing van de kabinetscrisis verzocht de Koningin Schimmelpenninck als voorzitter van de Eerste Kamer namen te noemen van mogelijke kabinets-formateurs. Hij stelde zich echter op het standpunt dat de rechterzijde niet geroepen was de regeringstaak over te nemen, omdat voor de ontslagaanvrage naar zijn mening geen aanleiding had bestaan. De Koningin besloot uiteindelijk het zittend ministerie te handhaven. Alleen de minister van Oorlog werd vervangen door W.F. ridder Van Rappard.

Naast zijn politieke functies was Schimmelpenninck ook bestuurlijk actief. Hij was o.a. vanaf 1905 president-curator van de Technische Hoogeschool te Delft, medeoprichter van de Anti-opiumbond en van 1890 tot 1911 bestuurslid van de Unie "Een school met den Bijbel".

A: Collectie-J.E.N. Schimmelpenninck van der Oye in het Algemeen Rijksarchief te 's-Gravenhage, en Kuyper-archief, waarin 17 brieven van Schimmelpenninck van der Oye uit de periode 1902-1910, in het Historisch Documentatiecentrum voor het Nederlands Protestantisme 1800-heden (Vrije Universiteit van Amsterdam).

P: Zeven artikelen over de Kamers van Arbeid in De Nederlander van 11-14 juli 1894 en 24-26 juli 1894.

L: P. Goulmy, 'Baron Schimmelpenninck', in De Katholieke Illustratie 45 (1911) 194; levensbericht in De Standaard. Antirevolutionair dagblad voor Nederland van 11 en 14 april 1914.

Mw. P.C.I.M. Kroon


Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).

Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 2 (Den Haag 1985)
Laatst gewijzigd op 12-11-2013