Dienen nieuwe verkiezingen plaats te vinden na een kabinetscrisis?

Rein Jan Hoekstra, oud-lid van de Raad van State

Ontbinding van de Tweede Kamer bij kabinetscrisis is een politieke mogelijkheid, geen staatsrechtelijk voorschrift. De grondwettelijke grondslag ligt in artikel 64. Deze mogelijkheid is in 1848 ingevoerd en werd gezien als instrument tot oplossing van een conflict tussen kamer en kabinet. Dat conflict moet van zodanige aard zijn dat of het kabinet of de kamer behoort te wijken. Het kabinet trad pas af als na de verkiezingen bleek dat het geen meerderheid in de kamer had. Sinds de invoering van de evenredigheid in het kiesstelsel ontbreken, anders dan in het tot 1917 geldende districtenstelsel, meerderheidsuitspraken van kiezers .

Kabinetten treden sindsdien af aan de vooravond van de verkiezingen en de verkiezingen kunnen dus geen indicatie bieden voor aanblijven of aftreden. De ontbindingsmogelijkheid heeft haar oorspronkelijke functie verloren.

In de  politiek woelige jaren 60 van opkomende polarisatie werd de toen voorkomende wisseling van coalitiepartner door velen als ondemocratisch ervaren, anderen  wezen op de grondwettelijke bepaling dat de zittingsperiode van kamers 4 jaren is, art.52. De betekenis van deze bepaling is dat continuïteit van de volksvertegenwoordiging gedurende een bepaalde periode gewaarborgd dient te zijn.

Duidelijk is dat er spanning is tussen het waarborgen van continuïteit en tussentijdse ontbinding. Het “conflict” tussen  beiden is nooit opgelost. Wij zijn sinds de jaren 60 blijven hangen tussen een keuze voor directe democratie en handhaving van het stelsel sinds 1917. De lotgevallen van de onderscheiden staatscommissies en de nationale conventie bewijzen dit.

Zo is ook de vraag wat te doen bij kabinetscrisis nooit ten principale beantwoord en heeft de mogelijkheid van nieuwe verkiezingen in dat geval zich niet kunnen ontwikkelen tot geldend staatsrecht.

Zoals vaak gebruikelijk in Nederland moet je van geval tot geval beoordelen of ontbinding een bijdrage kan geven aan oplossing van een kabinetscrisis naast beoordeling van andere mogelijkheden. Het denken sinds de jaren 60 staat niet stil als het gaat om de uitgangspunten van ons constitutionele bestel. Dat behoort zeker niet het geval te zijn als het gaat om de vraag of tussentijdse ontbinding bijdraagt aan stabiliteit van de democratie en haar instituties.  

januari 2012