Verplichte figuren

3 februari 2017, column J.Th.J. van den Berg

In oktober 1966, nu ruim vijftig jaar geleden, stond Norbert Schmelzer als formateur voor de taak een interim-kabinet te vormen dat voornamelijk verkiezingen moest uitschrijven. Dit, nadat hij in de beruchte en naar hem genoemde ‘Nacht’ een einde had gemaakt aan het nog maar anderhalf jaar oude kabinet-Cals van KVP, PvdA en ARP. Hij wilde zo snel mogelijk naar een minderheidscombinatie van KVP en ARP, waarvoor bereidheid tot gedogen moest worden gevraagd aan de VVD en de CHU. Hij wilde zelf geen premier worden, want dat zou alleen maar bijdragen aan het beeld van ‘broedermoord’ op zijn partijgenoot Cals. Dus nodigde hij oud-minister Zijlstra (ARP) uit om premier te worden van dit tussenkabinet.

Maar zo gemakkelijk ging dat niet. Schmelzer zou eerst de pijnlijke gang langs alle mogelijke combinaties moeten maken voordat hij kon eindigen bij Zijlstra. ‘Eerst de verplichte figuren, Norbert’1), zo luidde het antwoord van Jelle Zijlstra op het verzoek van Schmelzer. Die ‘verplichte figuren’ waren ten dele pesterij, maar ze waren ook product van Zijlstra’s wijs inzicht: eerst aan eenieder duidelijk maken wat er niet kan, voordat je bij de constructie terecht komt die wel kan. Formeren is in hoge mate een psychologisch proces dat door de toeschouwers moet kunnen worden begrepen; formeren is elimineren.

Precies daar ging het niet goed in 2012, toen Mark Rutte en Diederik Samsom na de verkiezingen in razend tempo gingen werken aan een regeerakkoord, terwijl zij elkaar in de verkiezingscampagne ‘voor rotte vis’ hadden uitgemaakt. Zakelijk was voor haast alle reden, maar de psychologie vroeg om iets anders: eerst de ‘verplichte figuren’ en dan pas de ‘vrije kür’, om te demonstreren dat deze oplossing onvermijdelijk was.

Vorige week heeft mijn collega-columnist hier al duidelijk gemaakt dat de grootste partij lang niet altijd de leiding in de regerende coalitie krijgt en ook niet altijd het initiatief in de formatie van een nieuw kabinet in handen krijgt. In 1967 en in 1973 kwam het initiatief bij een andere figuur terecht. Als de verkiezingen leiden tot een impasse, zoals in 1973 het geval was, dan wil het nog wel eens helpen om iemand uit de Raad van State als eerste informateur (of: verkenner) te laten optreden. Aan hem de taak de ‘verplichte figuren’ te schaatsen, voordat hij of een ander kan beginnen aan de ‘vrije kür’.

De komende verkiezingen konden wel eens opnieuw leiden tot een impasse: enerzijds vrij verregaande versnippering, met allerhande mogelijke combinaties; anderzijds met een antisysteempartij als de PVV als grootste. Dat zijn de situaties waarin traditioneel de verleiding bestaat te grijpen naar de Raad van State, in de eerste plaats naar de vicepresident. Om twee redenen ligt dat nu niet (meer) voor de hand: de huidige vicepresident is bij diverse fracties in de Tweede Kamer, zacht uitgedrukt, niet geliefd, maar bovendien staat hij dichter bij de koning dan bij de Tweede Kamer. Die zal een uitwijk naar de vicepresident zien als een halve stap terug naar een formatie onder ’s konings leiding.

Zeker als Geert Wilders’ partij de grootste wordt, is er alle reden om juist hem te vragen iemand als informateur-verkenner voor te dragen. Niet omdat hij er ‘recht’ op zou hebben, maar om te voorkomen dat aanwijzing van een ander leidt tot het verwijt onder Wilders’ kiezers dat er naar hen dus wéér niet wordt geluisterd. Dat verwijt zal er misschien ook zijn als Wilders’ pogingen eindigen in politiek moeras, maar dan heeft hij in elk geval de kans gehad. Hij kan zichzelf opwerpen als verkenner, maar hij zal clever genoeg zijn om iemand anders naar voren te schuiven om zijn kansen zo reëel mogelijk te maken. Dan moet het om iemand gaan die er nooit blijk van heeft gegeven de PVV te willen uitsluiten zonder zelf PVV'er te zijn.

Tot de ‘verplichte figuren’ van de komende formatie behoort een serieuze poging de mogelijkheden af te tasten van een kabinet met de PVV, als die de grootste wordt. Al zal de meerderheid van parlement en bevolking de ‘vrije kür’ liever door iemand met andere politieke voorkeur laten uitvoeren. ‘Verplichte figuren’ zijn nodig om niet nodeloos een overgevoelig geworden bevolkingsgroep van de parlementaire politiek verder te vervreemden.


  • 1) 
    Citaat gehaald uit: Peter Bootsma, Coalitievorming. Een vergelijking tussen Duitsland en Nederland, Amsterdam: Boom, 2017 (in print). Op deze studie hoopt Bootsma op 9 maart te promoveren aan de Universiteit Maastricht.


Andere recente columns