Lastenverlichting, waarom eigenlijk?

26 juni 2015, column J.Th.J. van den Berg

Het kabinet heeft – met instemming van de fractievoorzitters van VVD en PvdA – een plan ontwikkeld tot belastinghervorming dat uit drie pakketten bestaat, waarvan slechts één echte hervorming kan worden genoemd. De rest is verlichting of verschuiving.

Pakket 1 gaat over verlaging van loon- en inkomstenbelasting voor de ‘hard werkende Nederlander’, zoals de VVD het noemt. De PvdA spreekt over beperking van lasten op arbeid. Ook dat klinkt natuurlijk fier, want het wekt de suggestie dat de werkgelegenheid ermee is gediend. De werkgelegenheid kan inderdaad enige stimulans gebruiken. Omvang circa 5 miljard.

Pakket 2, ook van 5 miljard, haalt opnieuw lasten bij loon- en inkomstenbelasting weg, maar die moeten terugkomen via verhoging van de BTW-inkomsten. Dat gebeurt in hoofdzaak door goederen en diensten over te hevelen van het lage 6%-tarief naar het hoge tarief van 21%. Daaronder vallen bij voorbeeld de horeca, de kapper, de boekhandel alsmede theater- en bioscoopvoorstellingen. Zoals bekend, linkse elitegenoegens en dus uiterst geschikt voor het hoge BTW-tarief.

Pakket 3 haalt nog eens zo’n 5 miljard weg bij de belasting op inkomen, maar dat zou dan gecompenseerd worden door aan gemeentebesturen de bevoegdheid te geven hun eigen belastinggebied uit te breiden met bij voorbeeld herinvoering van de OZB voor gebruikers/bewoners of invoering van een ingezetenenbelasting. In dit pakket gaat het ook over vergroening van belastingen, het bevorderen van duurzaamheid langs fiscale weg. Dat pakket is achteraan gezet, want het is allemaal heel ingewikkeld, wordt ons verzekerd.

Niet alleen zijn vertegenwoordigers van oppositiepartijen uitgenodigd aan gesprekken over deze pakketten deel te nemen, maar de meeste gaan ook. Als ze niet gaan, zoals het CDA, dan is het niet omdat ze lastenverlichting afwijzen, maar omdat ze het gevoel hebben dat ze hun stem door onderhandeling in het openbare debat verliezen.

In omgekeerde volgorde van hierboven: in deze column is al eens betoogd dat wie zoveel essentiële overheidstaken decentraliseert de middelen behoort mee te decentraliseren 1). Gemeenten moeten echte vrijheid krijgen naar bevind van zaken te handelen, ook in financiële zin. Een tijdje leek Financiën daar wel oren naar te hebben, maar dat is intussen weer over. Ingewikkeld is zo’n verschuiving trouwens helemaal niet: de OZB voor gebruikers is bekend; die is amper tien jaar geleden afgeschaft. Voor een ingezetenenbelasting heb je niet meer dan een naar behoren functionerende bevolkingsadministratie nodig.

Directe belastingen vervangen door prijsverhogende belastingen, zoals pakket 2 voorstelt, werkt principieel denivellerend, omdat lagere inkomensgroepen dezelfde prijzen betalen als mensen met een hoog inkomen. Voor de horeca is dat nog voorstelbaar evenals voor sterk vervuilende activiteiten, maar kwetsbare cultuuruitingen – het boek voorop – onder het hoge tarief brengen is gelijk aan barbarij. Terecht heeft GroenLinks daar alvast een streep doorheen gehaald. De PvdA had dat eerder al behoren te doen.

Tegen pakket 1 durft blijkbaar niemand in de Kamer zich te verzetten. Toch is ook dat pakket discutabel. Wij hebben jaren achter de rug van draconische bezuinigingen en, let wel, er volgt nog een aantal, vooral op thuiszorg en soortgelijke hulpverlening, jeugdzorg, maar ook op justitie. Dat hebben wij moeten aanvaarden dankzij de economische crisis en omdat de overheidsfinanciën verder uit de hand waren gelopen dan Europese normen toelieten. Je zou dus zeggen: als de economie weer aantrekt en de overheidsfinanciën weer in de pas lopen, kunnen extra middelen gebruikt worden om de pijn van een aantal bezuinigingen te verzachten en ontoelaatbare bezuinigingen terug te draaien.

In plaats daarvan wordt het geld eenvoudig verjubeld: het wordt uitgedeeld voor particuliere consumptie terwijl die consumptie sowieso weer stijgt. Er gebeurt alsnog wat Mark Rutte als lijsttrekker van de VVD in 2012 beloofde: iedere ‘hardwerkende Nederlander’ zou, als het aan hem lag, 1000 euro belastinggeld ‘terug krijgen’. Het zijn er maar 800, maar toch.

In de campagne van 2012 liep de PvdA daartegen te hoop, maar niemand die haar daar nu nog over hoort. Dat gebeurt door bezuinigingsbeleid te kwalificeren als ‘verlichting van de lasten op arbeid’. Erg jammer voor wie op een uitkering is aangewezen, ook al zou hij of zij best hard willen werken. Jammer ook dat het CPB ernstig twijfelt aan positieve effecten voor de werkgelegenheid.

Waartoe dient zo’n lastenverlaging dan eigenlijk?




Andere recente columns